Ik schreef een essay over de nieuwe universiteit voor het filosofische webzine Bij Nader Inzien. Dat zal een universiteit moeten zijn die de extreme hyperspecialisatie van de laatste dertig jaar weet te overwinnen. Daartoe moeten we ons realiseren dat cognitie ten diepste een biologische functie is en kennis geen handelswaar. Cognitie kan niet losgemaakt worden van haar handelingscontext en arbeidsdeling is daarom in het domein van intelligent en sociaal handelen niet in alle opzichten mogelijk. Dat vraagt om een universiteit die investeert in ons alledaagse taalvermogen – in alle mensen, dus. En in ieders vermogen zorg te dragen voor onze leefomgeving die een levende omgeving is.
[illustratie: Jip Meijers]
De arbeidsdeling die wij ons als mensheid langzaam hebben eigengemaakt, heeft mettertijd in het cognitieve domein geleid tot de oprichting van universiteiten. Dat zijn instituties waarin vrijgestelde geleerden voor het collectieve weten zorgen door naar hartenlust te theoretiseren, en te experimenteren. In het neoliberale klimaat van de afgelopen dertig jaar heeft deze arbeidsdeling echter tot extreme vormen van hyperspecialisatie geleid.
Door deze specialisatie wordt ieder van ons in een steeds groter domein een leek en ziet zijn of haar eigen expertise krimpen tot een onbeduidende fractie van wat op zichzelf ook al een klein vakgebied is. Wat je ook studeert, de kennis die je negeert is vele, vele malen groter dan de kennis die je verwerft. Hoewel we met zijn allen steeds meer lijken te weten, weet ieder van ons steeds minder.
De focus op kennis als een zaak die we moeten verwerven en kunnen overdragen – en dus ook kunnen verhandelen – leidt echter tot een dramatische vervorming van onze intelligentie, en daarmee van onze onderwijsinstellingen. Als we kennis tot ding maken,veronderstellen we namelijk dat de intelligente activiteit van een kennend subject geen wezenlijk ingrediënt van kennis is.
Daarmee schrijven wij niet alleen te veel intelligentie toe aan dode materie, maar ook te weinig intelligentie aan onze studenten. Dan doen we alsof hun denkwerk vervangen zou kunnen worden door een consumentenportemonnee. Voor wie een beetje nadenkt is het evident dat de tweeëndertig delen tellende Encyclopedia Britannica op zichzelf beschouwd niet intelligent met de wereld om kan gaan. Datzelfde geldt voor Large Language Models als ChatGPT, die voor hun interactie met de wereld onontkoombaar afhankelijk zijn van mensen die chocola kunnen maken van die lange strengen woorden die dit soort modellen genereren.
Zodra we ons realiseren dat cognitie ten diepste een biologische functie is, wezenlijk verbonden met levende wezens, zullen we ons moeten realiseren dat het reduceren van kennis tot een ding een vergissing is. Die vergissing vervormt niet alleen onze samenwerking in wat we een kenniseconomie zijn gaan noemen, maar met name ook de redelijkheid en de doelmatigheid van onze onderwijsinstellingen. We zien dat in drie dimensies en zullen onze universiteit dan ook op drie manieren drastisch moeten hervormen.
1. De fundamentele denkfout die we ten eerste moeten corrigeren is te denken dat wij kennis kunnen isoleren van haar handelingscontext. Deze denkfout is het best te begrijpen in termen van een onderscheid tussen het hebben van een theorie en de activiteit van het theoretiseren. Dat is namelijk fundamenteel een onderscheid zonder verschil. Er is niets te hébben aan een theorie, zoals je ook geen hurken hébt, zelfs niet als je op je hurken zit. Vergelijk het met het hebben van adem zonder adem te halen, of het hebben van een perspectief zonder dat je waarneemt, denkt, begrijpt.
De handelingscontext van kennis is die van een zelf denkend, redenerend, interpreterend, intelligent persoon, iemand die begrijpt, die bezig is met begrijpen, zoals de handelingscontext van adem het ademhalen zelf is, de context van een ademhalend, levend dier. Natuurlijk kan ik jou mijn adem niet verkopen en jij kunt mijn adem niet gebruiken. Je moet zelf ademhalen. En zo moet je ook zelf theoretiseren, experimenteren en begrijpen om iets te hebben aan de kennis van een ander, die dan uiteraard niet meer de kennis van een ander is, maar door jouzelf is eigengemaakt. Theorieën zijn wat dat betreft niet meer dan halfabricaten, geen eindproduct, geen kennis.
Concreet betekent dit dat de belangrijkste onderzoeks-output in een discipline verrassend genoeg geen kwestie is van publicaties, maar bestaat uit goed opgeleide vakgenoten, die in verschillende contexten met professionals uit andere vakgebieden uit de voeten kunnen met de relevantie van hun eigen theorievorming. Dat betekent een radicale herwaardering van het belang van onderwijs voor een loopbaan in de wetenschap.
2. Ten tweede zal een universiteit die onze cognitieve ontwikkeling wil stimuleren daarom een instelling moeten zijn die fundamenteel samenwerkt met de hele samenleving, die de grenzen tussen de campus en het achterland niet als schotten begrijpt, maar als bruggen. Zij moet een instelling zijn die begrijpt dat arbeidsdeling in het domein van intelligent en sociaal handelen niet in alle opzichten mogelijk is. Er zijn immers zaken die niet aan anderen uitbesteed kunnen worden. Ademhalen en leven zijn daar evidente voorbeelden van. Weten, kennen, verklaren en begrijpen horen ook tot deze categorie.
Dat we gewend zijn geraakt aan het idee dat arbeidsdeling in het domein van de cognitie wel degelijk mogelijk is, komt door de dominantie van de samenwerking tussen wetenschap en technologie. In het natuurwetenschappelijke domein zijn theorieën als halffabricaat namelijk goed bruikbaar voor de constructie van technologische interfaces, apparaten die bemiddelen tussen ons en onze materiële omgeving.
Dat heeft in de laatste paar eeuwen tot een brede waaier aan producten geleid, variërend van injectienaalden, pijnstillers, antibiotica, en waterzuiveringsinstallaties tot viaducten, spoorrails, elektrische auto’s, computers en de Extremely Large Telescope die momenteel door een groot Europees samenwerkingsverband gebouwd wordt in de Chileense Atacamawoestijn en die zo groot is als het Colosseum in Rome.
– Extremely Large Telescope, Cerro Armazones, Atacama Desert, Chile –
Voor de bruggen tussen de universiteit en het achterland hebben we behalve techniek ook praktische wijsheid nodig. Een universiteit moet niet uitsluitend ons instrumentele handelen versterken en faciliteren. Sociaal-intelligent handelen draait namelijk om onze praktische omgang met onze leefomgeving als fundamenteel een levende omgeving, niet de ‘bodemloze hulpbron en oneindige afvalbak’ waarvoor ze vanuit een smal technologisch en kapitalistisch perspectief vaak gehouden wordt. Concreet betekent dit dat uit de humanities afkomstige methoden gericht op inzicht in het perspectief van anderen een cruciale rol moeten gaan spelen in al het wetenschappelijke onderzoek en onderwijs.
3. In het sociale, menselijke domein zijn theorieën als halffabricaat namelijk niet bruikbaar zonder een beroep te doen op het enige verbindingsmiddel dat we in het sociale domein tot onze beschikking hebben: ons alledaagse taalvermogen. Een universiteit die onze gemeenschappelijke intelligentie wil vergroten voorbij de grenzen van onze onwetendheid, zal daarom – en dat is de derde hervorming – vooral in ons alledaagse taalvermogen moeten investeren.
De universiteit die wij nodig hebben zal een einde moeten maken aan de oneindig gedifferentieerde vaktalen, aan al het hypergespecialiseerde jargon dat, ondanks de toestroom van steeds meer studenten, steeds meer mensen buitensluit. De universiteit die wij nodig hebben zal een universiteit moeten zijn waarin gebouwd wordt aan een infrastructuur waarin het niet om de technische controle van onze leefomgeving gaat, maar om een door allen gedeelde zorg voor onszelf en onze leefomgeving. Die infrastructuur is onze gezamenlijke taal, onze form of life zou Wittgenstein zeggen.Want het is in de alledaagse, medemenselijke zorg – en dat is iets anders dan de geprofessionaliseerde zorg – dat we ons intellect nodig hebben.
Laat het een universiteit zijn die niet zozeer in Extremely Large Telescopes investeert, maar – veel dichter bij huis, en dichter bij ons hart – in de zorg voor al wat leeft. Dat zal een universiteit zijn voor bruggenbouwers en grensgangers, een universiteit die vooral de begrensdheid onderzoekt van al die specialisaties die de afgelopen honderdvijftig jaar hebben mogen woekeren, maar die inmiddels de grenzen van hun eigen relevantie al lang overschreden hebben.
Dat zal, tenslotte, ook een universiteit zijn die de grenzen tussen wetenschap en samenleving zal slechten – om te beginnen door het onderscheid te bestrijden tussen mbo, hbo en wo, maar ook door een leven lang leren en ontwikkelen mogelijk te maken voor iedereen. Want niet alleen academici verdienen het om hun leven lang een eeuwige student te mogen zijn: dat verdient ieder mens.
Concreet betekent dit dat de universiteit haar statuur als op zichzelf staand instituut zal moeten prijsgeven. We hebben geen ivoren torens meer nodig. Maar de universitaire mentaliteit zal voortleven in de houding van hen die in hun opleiding en hun verdere professionele leven een principiële voorrang geven aan de kritische omgang met de grenzen van wat we weten.
[Dit essay werd geschreven voor het filosofische webzine Bij Nader Inzien waarin het op 20 april 2024 werd gepubliceerd.]