Barbara Firth heeft Martin Waddells heerlijke verhalen over Grote Beer en Kleine Beer van geweldige tekeningen voorzien. Vooral deze tekening vind ik een juweeltje. Het is één van mijn favoriete plaatjes. Ik heb hem vorige week in een voordracht over wijsheid centraal gesteld en eigenlijk vind ik dat je alles wat er over wijsheid op te merken is in deze tekening aantreft.
Grote en Kleine Beer zijn aan het wandelen in een groot besneeuwd bos. Ze zijn onderweg naar huis. Kleine Beer wordt wat moe en een tikkeltje ongerust. Hij voelt zich een beetje ontheemd, daar in dat grote bos. Hij is weliswaar niet alleen, want Grote Beer is bij hem. Maar toch… Hij staat geregeld stil, draait zich om, vraagt Grote Beer te luisteren en te bevestigen dat het klopt dat er een sloffer achter hen aan zit. Want hij hoort toch duidelijk: “slof, slof, slof”. Grote Beer luistert goed en vertelt Kleine Beer dan dat hij zich niet druk hoeft te maken. “Welnee, Kleine Beer. Dat waren mijn poten in de sneeuw. Ga je mee?”
Er gebeurt een heleboel in de stilte van deze tekening. Om te beginnen is het duidelijk dat Grote Beer en Kleine Beer onderweg zijn. Ze zijn op pad. Maar ze lopen niet. Nu niet. Grote Beer staat stil; net als Kleine Beer. En hij luistert, ingespannen en turend. Kleine Beer ziet dat en hij heeft er alle vertrouwen in dat Grote Beer zal ontdekken wat het is dat hij, Kleine Beer, dacht te horen. Grote Beer neemt de zorgen van Kleine Beer serieus. Hij neemt ze van diens smalle schoudertjes. Hij neemt ze over, groot en sterk als hij is. Hij zal ervoor zorgen. Hij kan ervoor zorgen. Kleine Beer hoeft zich geen zorgen meer te maken.
En nadat hij goed geluisterd heeft, stelt hij Kleine Beer gerust. Een beetje relativerend. En een beetje met een ironisch bewustzijn: het waren zijn eigen voetstappen waar Kleine Beer benauwd om is geweest.
Grote Beer laat in deze tekening zien wat wijsheid is. Hij zet de urgentie van zijn eigen activiteit even opzij. Hij reageert met begrip op Kleine Beer. Hij neemt diens perspectief serieus, door het zelf in te nemen, maar het tegelijkertijd in een breder kader te plaatsen. Hij neemt als het ware een overkoepelend perspectief in, hoort wat Kleine Beer hoort, begrijpt wat hem daarin zorgen baart, maar relativeert die zorgen door te laten zien hoe gemakkelijk het voor hem is om voor die zorgen te zorgen.
Er gebeurt iets subtiels in die relativering, iets dat gemakkelijk verkeerd begrepen kan worden. Als Grote Beer te nonchalant vanuit de hoogte laat zien dat er voor Kleine Beer niets is om zich zorgen over te maken, dan vergeet Grote Beer als het ware dat hij ook zelf nog onderweg is. Dan doet hij alsof hij het allemaal wel weet, alsof Kleine Beer nog een hele ontwikkeling door te maken heeft voor hij zo veel weet als hij. Dat is ondermijnend, niet bemoedigend. Natuurlijk, Grote Beer kent het bos vast op zijn duimpje. Hij is er al zo vaak geweest. Hij heeft die sloffer al zo vaak gehoord. He’s been there.
Maar dat is geen wijsheid. Dat is dogmatiek.
Vandaar dat ik die tekening zo fantastisch vind. Grote Beer laat zijn wijsheid zien. Hij laat zien dat hij Kleine Beer begrijpt, dat hij hem werkelijk aanvoelt, dat hij nog steeds en oprecht toegang heeft tot het perspectief van Kleine Beer. Het perspectief van de lichtelijk ontheemde, verontruste en bezorgde Kleine Beer is Grote Beer niet vreemd. Hij kent het en begrijpt het. Grote Beer kan Kleine Beers zorgen om dat geslof toelaten, serieus. Hij kan zijn eigen zorgen opzij zetten en met aandacht luisteren naar het geslof dat achter hen aanzit. En in die zorgzame dynamiek raakt hij zichzelf niet kwijt maar blijft in zijn kracht. Hij blijft Grote Beer, onderweg, op pad, voor geen kleintje vervaard en aandachtig genoeg om te doorzien dat het alleen hun eigen aanwezigheid in dat bos is die voor het ontheemde gevoel zorgt.
Het is een mooie metafoor voor de wijsheid die je een ouder gunt die haar krijsende peuter door een winkelcentrum draagt, die je een politieagent toewenst die een demonstrant arresteert, die je een koppelbaas toewenst die geen werk meer heeft voor de Roemenen in zijn kantoortje, en die je jezelf toewenst als je ’s nachts om drie uur bij de buren aanbelt omdat de buurman alsmaar weer dezelfde treurige smartlap keihard afspeelt.