Verspreid over acht zalen, in vier verschillende gebouwen, bewaakt door veertien surveillanten, beginnen op precies hetzelfde moment bijna vierhonderd studenten aan het tentamen Wijsgerige en historische pedagogiek. Als de op dat moment verantwoordelijke docent word ik geacht bij de aanvang van het tentamen aanwezig te zijn. Maar hoe doe ik dat? Geen flauw idee hoe ik op één en hetzelfde moment op acht verschillende plaatsen zou kunnen zijn. Dus ik loop gedurende een klein half uur al die zalen langs, laat overal mijn mobiele nummer achter (“Voor het geval dat…”), wens al die studenten succes, en dat is het dan.
Ik heb die studenten in mijn colleges proberen duidelijk te maken wat het betekent dat pedagogiek een kwestie is van ‘menselijke zelf-interpretatie’. Ik heb ze geprobeerd te laten beseffen dat onze opvattingen over opvoeden en over de opvoedbaarheid van kinderen onze opvattingen weerspiegelen over wat het betekent om een goed mens te zijn. Ik heb ze expliciet kennis laten maken met wat er gebeurt als wij elkaar op ons gedrag aanspreken: ouders en kinderen, docenten en studenten, deskundigen en leken, partners en medemensen. Dat we elkaar dan aan het opvoeden zijn. Dat we elkaar dan menselijk maken. En menselijk vinden. Dat we in al ons gedrag bezig zijn onszelf en elkaar te beïnvloeden, te manipuleren, te vormen tot wat we denken dat we zouden moeten zijn.
Het is een mooi vak: wijsgerige pedagogiek. Maar terwijl ik van de ene naar de andere zaal wandel, besef ik toch vooral hoezeer wij gevangen zitten in een disciplinerend instituut en hoe weinig wij hebben weten te maken van wat ooit een prachtig pedagogisch Verlichtingsideaal leek: hoger onderwijs voor velen!
Grote, anonieme, didaktisch, maar vooral ook logistiek volkomen verouderde hoorcolleges aan de ene kant. En op wantrouwen, schijn-objectiviteit en statistische generalisaties gestoelde massale meerkeuzetentamens aan de andere kant. Dat is er terecht gekomen van wat een dagelijkse, opvoedende, vormende, menselijke interactie zou moeten zijn tussen enerzijds inspirerende, uitdagende en kritische docenten en anderzijds leergierige, kritische en naar zelfstandigheid hunkerende studenten.
De universiteit is een heel ziek instituut.
Tenminste… dat vind ik. De meeste anderen zijn genuanceerder in hun oordeel. Maar ook zij maken zich zorgen. Wereldwijd. In Nederland. En ook aan mijn eigen Radboud Universiteit. Daar vindt komende maandag een debat plaats over de huidige staat en de toekomst van de universiteit. Ik ben heel benieuwd.