Terecht deed Van Vroonhoven in de uitzending van Nieuwsuur op zaterdag 30 september jl. een oproep aan de politiek om het onderwijs toch vooral wel hoog op de agenda te zetten. Want het onderwijs is precies de plek waar we als mensen met elkaar zorgen voor onze toekomstige generaties, de generaties die oplossingen zullen moeten bedenken voor de grote crises waar wij nu inmiddels allang allemaal mee te maken hebben. Wat dat betreft is het volstrekt onverantwoord, zoals Van Vroonhoven opmerkt, dat politici alleen maar naar de korte termijn van de eerstvolgende regeerperiode kijken. We hebben voor het onderwijs namelijk een langetermijnvisie nodig, omdat we met een onderwijssysteem zitten dat, zoals Van Vroonhoven stelt, “volledig uitgehold” is.
In haar pleidooi wijst Van Vroonhoven terecht op het prachtige, rijke vak van leraar, meer dan terecht op de ruimte die leraren als professionals zouden moeten krijgen om hun werk te doen zoals zij menen dat het gedaan moet worden, op de belangrijke rol van de schoolleider die vol vertrouwen voor die educatieve ruimte zorgt die leraren nodig hebben, en die er als een goede coach voor zorgt dat het lerarenteam een sterk team is, dat met elkaar weet waar het voor gaat.
Dat pleidooi wordt in een korte documentaire prachtig ondersteund door Audrey Rajcomar, directeur van de Oranje Nassauschool in Amsterdam, de school waar Nieuwsuur is gaan kijken. Maar als het dan gaat om hoe goed het onderwijs is op deze school, dan begaan de journalisten van Nieuwsuur een begrijpelijke, maar toch ook vooral rampzalige fout. Hoewel we in de beelden zien hoe prettig en pedagogisch sterk het klimaat op de Oranje Nassauschool is, en hoewel we Merel van Vroonhoven al hebben horen zeggen dat het bestel vooral zo verderfelijk is, omdat de onderwijssector een markt is geworden waarin scholen aangemoedigd worden om met elkaar te concurreren, krijgen we van Nieuwsuur een desastreus rijtje cijfers te zien ter ondersteuning van de kwaliteit van de Oranje Nassauschool. “Leerlingen van groep 8 van deze school scoren”, aldus Nieuwsuur, “opvallend hogere schooladviezen dan leerlingen op vergelijkbare scholen.” En dat wordt dan uitgesplitst naar vmbo/havo/vwo, waarbij we te zien krijgen dat er van deze school maar 20,9% een vmbo-advies krijgt, terwijl dit op vergelijkbare scholen maar liefst meer dan 40% is. “Maar het meest opvallende verschil is het schooladvies voor het vwo,” aldus Nieuwsuur. Want vergeleken met vergelijkbare scholen gaan maar liefst 10% meer leerlingen van de Oranje Nassauschool naar het vwo.
Hoezo ‘scoren’? Hoezo ‘vergelijkbare scholen’? Merel van Vroonhoven had toch juist gezegd dat het de concurrentie is die het onderwijsbestel om zeep heeft geholpen?
Het is jammer dat Van Vroonhoven hierover in het vervolg van het interview geen opmerking heeft gemaakt. Ze heeft mij inmiddels verteld dat ze tijdens de uitzending deze olifant in de kamer wel degelijk heeft gezien. Maar gezien de beperkte tijd die ze in die uitzending zou krijgen, heeft ze besloten zich te concentreren op de ruimte voor de leraar als professional en op de concurrentie in het systeem. Dat snap ik, maar het is natuurlijk verschrikkelijk dat deze verticale concurrentie-taal stilzwijgend zo volstrekt vanzelfsprekend is geworden als we over onderwijs praten! Op deze manier blijft het echt dweilen met de kraan open, zelfs als de politiek er als door een wonder in zou slagen om 10.000 extra leerkrachten, 2000 extra leraren en 1100 extra schooldirecteuren beschikbaar te stellen. Want hoe zullen die extra mensen opgeleid zijn? Wat zullen hun ideeën zijn over kwalitatief goed onderwijs? De kans is groot dat we het niet eens in de gaten zullen hebben als we over die kwaliteit blijven denken in termen van resultaten en over die resultaten blijven denken in de verticale termen van lager en hoger. Daar ga je dan. Met je concurrentie.
Het echte probleem met het onderwijsbestel – of veel ruimer nog, met onze volstrekt onvoldoende visie op goed onderwijs en het volstrekt ontbreken van een goed gesprek over onderwijskwaliteit – is de godvergeten vanzelfsprekendheid waarmee we in verticale termen denken over onderwijs. Ik kan me hier echt zo boos over maken!
Het is de ironie van de volksverheffing die ooit zo belangrijk leek, het emanciperen van de arbeidersklasse, het creëren van de kans een kwartje te worden voor wie als een dubbeltje geboren was. Want die verheffing werkt alleen als we de maatschappelijke ladder intact houden, als we lager en hoger blijven benadrukken, als we van mening blijven dat groep 3 lager is dan groep 4, en die weer lager dan 5, enzovoort; als we van mening blijven dat vmbo lager is dan havo en dat weer lager dan vwo; als we van mening blijven dat mbo lager is dan hbo en dat weer lager dan de universiteit.
Ik besef heel goed dat het niet mee zal vallen om dit verticale denken de wereld uit te helpen, om te beginnen uit Nederland. Want Nederland mag dan naar verhouding best een egalitaire samenleving zijn, ons onderwijsbestel doet zijn uiterste best om de hiërarchie zo stevig mogelijk te verankeren in ieder kind, in de mindset van ieder lid van onze toekomstige generaties.
Werken in het onderwijs is prachtig, zeker in de dagelijkse, persoonlijke interacties tussen leerling en leraar, waarin het om zien en gezien worden gaat, waarin het om ontwikkeling gaat. Maar laten we alsjeblieft, alsjeblieft, dat verticale denken uit ons onderwijs halen, om te beginnen uit onze leraren en de lerarenopleidingen. Want ontwikkelen doe je niet op een trap. Ontwikkelen is iets anders dan klimmen. Het vergroten van je oordeels- en handelingsvermogen doe je in het platte vlak, en nergens anders.
Politici, neem je verantwoordelijkheid! Laat zien dat het je om onze toekomstige generaties gaat. Stop het verticale denken!
Dank je Jan, voor dit prachtig pleidooi!
Ik herken je emotie bij dit verticale denken. En vooral ook voel ik als docent de enorme ballast die dit verticale denken in ons onderwijssysteem heeft gebracht in termen als mbo-. hbo- of universitair-niveau. We hebben als docenten de taak gekregen om leerlingen en studenten in niveau-hokjes te plaatsen in plaats van hen te begeleiden om een kunstwerk van hun leven te maken, zoals Sjef Drummen van het Agora onderwijs dit zo mooi uitdrukt. Dit plaatsen in hokjes heeft grote consequenties voor welk kunstwerk ze kunnen gaan maken. En met name wat het hen gaat opleveren. Net als in het motto van de journalisten van Follow the money ‘Geldsporen liegen niet, daarom volgen wij ze’, zie je in het onderwijs de gevolgen van geldsporen. Hoger opgeleiden verdienen gemiddeld een hoger salaris dan lager opgeleiden. En wij, als docenten hebben de taak gekregen de selectie te maken. Dat voelt niet goed!
Het verticale denken zit natuurlijk niet primair in het onderwijs maar juist in de periode die er op volgt: je beroep en baan die je krijgt in de samenleving en de waardering daarvoor. Een samenleving waarin we het nog steeds moeilijk vinden onze welvaart te delen. En waar geld verdienen een sterke correlatie heeft met status. Het is dan toch niet verwonderlijk dat ouders willen dat hun kinderen zo hoog mogelijk eindigen, dat een school trots is als er 10% kinderen meer naar het vwo gaan?
Ik ondersteun van harte jouw oproep aan de politiek! Misschien kunnen we in het onderwijs een begin maken het doorbreken van het verticale denken. Maar laat ze naast het onderwijsprogramma ook enkele andere zaken aanpakken, anders blijft het dweilen met de kraan open!
Dank je Jan voor deze column. Ik zat met dezelfde verwondering naar Nieuwsuur te kijken. Niet alleen de cijfers waren een bevestiging van het hoog-laag denken. Ook het centraal stellen van een ‘school waar t kennelijk wel lukt’ leek me (waarschijnlijk onbedoeld) precies het verkeerde signaal. Alsof t een individueel probleem van een school is.. met als onderliggende boodschap : als je maar echt wil kan ook jouw school voldoende goeie leerkrachten aantrekken… Het is precies die funeste concurrentie prikkel waar Merel terecht over begon. Zolang er een structureel lerarentekort betekent elke ‘sluitende formatie’ op de ene school een ‘onoplosbaar tekort’ elders… Collectieve systemische problemen laten zich niet oplossen door de nadruk te leggen op die schaarse plekken waar t wel lukt. Hoe goed het verhaal van de directeur ook was.
Precies, Martin. Dat punt heb ik nog niet eens benoemd, en juist het feit dat het verkeerde signaal waarschijnlijk onbedoeld wordt afgegeven, maakt duidelijk hoe ontzettend diep het verticale denken deel is uit gaan maken van onze blik op het onderwijs.
Eén manier om het verticale denken te stoppen is om woorden als ‘hoger’ onderwijs en ‘hoog opgeleid’ te vermijden. Louise Elffers schrijft alleen over mbo, hbo, universiteiten etc. en nergens over ‘hoger onderwijs’. Ik heb wel eens geopperd om desnoods over langer en korter onderwijs te spreken – dat zijn tenminste horizontalere begrippen. Het onderscheid theoretisch vs praktisch werkt voor mij niet omdat chirurgen een praktisch beroep uitoefenen maar een extreem lange opleiding daarvoor nodig hebben.