Verschoolsing

Sinds deze week zitten alle kinderen in Nederland weer in de schoolbanken. En ook de jongeren voor wie geen leerplicht meer geldt, volgen massaal onderwijs. Lange tijd hebben wij terecht kunnen denken dat dit goed was, dat onderwijs een prachtig en krachtig instrument was om kinderen te beschermen tegen zwaar, ongezond en onderbetaald werk. Dankzij de school en de leerplicht kregen kinderen de kans zich te verheffen uit hun onverdiende en kansloze armoede en onwetendheid.
Tegenwoordig ligt die tijd echter ver achter ons. Nederlandse kinderen groeien niet meer in armoede en onwetendheid op. Zij zitten op de achterbank en genieten een onvoorstelbaar rijke en onbezorgde jeugd. Het enige nadeel, zo zullen zij zich op dit moment weer massaal realiseren, is dat ze na de vakantie weer naar school moeten. De leerplicht is een leerlast geworden. Voor ons allemaal – leerlingen, docenten, ouders, bedrijfsleven en overheid.
Niemand wordt vrolijk van de staat van het Nederlandse onderwijs.
Ik wijt de ellende aan de kunstmatige scheiding die de school aanbrengt tussen de tijd en de ruimte waarin je leert en de tijd en de ruimte waarin je leeft. ik zie drie duidelijke en ernstige nadelen van deze scheiding. Het eerste nadeel is een implicatie van het onbespreekbare dogma dat hoewel ieder mens van nature zonder opleiding aan zijn leven begint, niemand zonder opleiding aan het maatschappelijke leven kan beginnen. Dit dogma vertelt ons dat we van nature onwetend, onkundig en onhandig zijn. Dat zullen we blijven, tenzij we ons scholen. Oftewel, op onszelf beschouwd zijn we niets waard en kunnen we het leven niet aan. We moeten naar school.
School hoeft daarom niet leuk te zijn. School vraagt veel van ons. Bloed, zweet en tranen. Doorzettingsvermogen. Uithoudingsvermogen. Dat valt allemaal niet mee, maar gelukkig heeft niemand op school levenslang. School heeft een eind, en dat is fantastisch! Dat vieren we met een diploma. De impliciete boodschap is dat leren een tijdelijk ongemak is. Leren gaat voorbij. Het vraagt geduld. En gehoorzaamheid. Het is een kwestie van volhouden. Dat is het tweede nadeel. Als je de waarde van school definieert in termen van wat je daarna kunt, dan accepteer je impliciet dat leren – dat wat je op school doet – niet leuk is. Dat is doodzonde. We zouden onze jeugd niet vertrouwd moeten maken met een mentaliteit die gekenmerkt wordt door het gelaten uitvoeren van activiteiten die hun betekenis niet in zichzelf hebben.
Het derde nadeel zit nog dieper in onze cultuur dan de eerste twee, maar is er nauw mee verbonden. Het onderscheid tussen leven en leren, en de chronologische ordening die we daarmee verbinden – eerst leren, dan leven – versterkt de instrumentele en consequentialistische vanzelfsprekendheid dat de waarde van iets gelegen is in de resultaten. Doen wat je doet is alleen de moeite waard om wat je na die inspanning aan die inspanning hebt. Dit zit zo diep in onze cultuur dat ik de reacties op dit stuk al voor me zie. Ja, en? Wat nu? Wat hebben we aan dit soort kritiek?
Wel…misschien was het boeiend om te lezen. Misschien zet het aan tot denken, zonder zelf antwoorden te geven. Misschien formuleert het op inzichtelijke wijze wat je al dacht. Misschien weet je het niet.
Maar wat ik jammer vind – en onverteerbaar – is dat we er in slagen om de grenzeloze leerdrift die onze peuters en kleuters nog kenmerkt op school om zeep te helpen. Leren is juist dat wat we van nature doen. Leren is precies dat wat het mogelijk maakt dat wij zonder opleiding aan het leven beginnen. Dat heeft niets met onwetendheid, onkunde en onhandigheid te maken. Leren is een fascinerend vermogen. Dat moeten we niet aan school overlaten. Dat moeten we in onze scholen niet willen knechten, niet aan toetsbare banden leggen, niet isoleren in lesplannen en niet afsluiten met een diploma. Leren is levenslang, zoals het leven zelf. Leren is geen tijdelijk ongemak dat geduldig verdragen moet worden. Leren is het ding zelf, is dat waar het om gaat. Leren is leven, dat wat alleen om zichzelf gewaardeerd moet – en kan – worden. Daar hebben we geen school voor nodig.

Deze blog verscheen op 5 september 2017 ook op de website van het NIVOZ.

9 Reacties

  1. De kritiek op het onderscheid tussen leven en leren en de daaruit voortvloeiende resultaatgerichtheid kan ik van harte onderschrijven. Toch vind ik dat het blog een wel erg romantisch beeld schetst van de intrinsieke leerbehoefte van leerlingen en een erg cynisch beeld schetst van de huidige staat van onderwijs.

    Dat romantische beeld komt naar voren in twee veronderstellingen over de intrinsieke leerbehoefte van leerlingen. Om te beginnen wordt verondersteld dat kinderen, als zij meer vrij worden gelaten, een sterke drijfveer blijven houden om te leren. Voor het hoogbegaafde kind dat heel erg geniet van moeilijke boeken lezen of een handige leerling die constant knutselt aan zijn of haar computer, is dat misschien het geval. Maar het kind dat thuis uitsluitend TV kijkt, of zijn buurjongen die liever de hele dag in bed ligt, kan die drijfveer missen. Daarnaast wordt verondersteld dat de intrinsieke drijfveer om te leren, ook vanzelfsprekend leidt tot het goede leren. Alsof de richting die vanuit het kind zelf komt, altijd een wenselijke richting is. Een kind dat opgroeit in een omgeving van IS-sympathisanten kan ontzettend veel leren over de verschillende redenenen waarom alle homo’s dood moeten, maar is dit leren wenselijk voor de toekomst van het kind en de samenleving?

    Juist een school mag een plek zijn waarin leerlingen in beweging worden gebracht om te leren (en te) leven. Soms kan dat vanuit intrinsieke motivatie, maar soms ook omdat de school het van je vraagt en je pas later beseft hoe waardevol dat was. In de blog wordt daar te snel overheen gegaan. Het is makkelijk om te zeggen dat ‘niemand’ vrolijk wordt van de huidige staat van het Nederlandse onderwijs… maar het doet geen recht aan alle meesters, juffen en docenten die zich met passie inzetten voor hun onderwijs en er in slagen om het vuur in hun leerlingen aan te wakkeren om te leren over dingen waar zij aanvankelijk geen interesse in hadden. Het doet geen recht aan alle scholen die zoeken naar manieren om tegemoet te komen aan de eigenheid van hun leerlingen. Het doet geen recht aan alle leerlingen die zich thuis voelen op hun school en dankzij hun school mogelijkheden krijgen om zich te ontplooien. Het doet geen recht aan de democratische waarborg die ons onderwijssyteem biedt, waarbij kinderen kennis krijgen over onze samenleving en alle leerlingen toegang hebben tot die kennis.

    1. Allereerst, een klein beetje romantiek vind ik wel op zijn plaats als we het over lerende kinderen hebben. Ik veronderstel verder inderdaad dat kinderen, jongeren en mensen zullen blijven leren. Dan moet ik natuurlijk wel duidelijk zijn over wat ik dan met “leren” bedoel. Heel simpel en globaal gezegd: het blijven aanpassen, ontwikkelen en verbeteren van de eigen verwachtingen aan de veranderende omstandigheden waarop die verwachtingen betrokken zijn. Wie de hele dag in bed ligt, zal blijven leren, maar dat leren zal betrekking hebben op een kleine wereld: het licht in de kamer, de vorm van de matras, het gewicht van het dekbed, de klamheid van de lakens, de stramheid van het eigen lijf. En wie naar school gaat zal ook blijven leren, in het huidige klimaat bijvoorbeeld dat leren een tijdelijk ongemak is, dat je het doet voor de toets, het tentamen, of het diploma, dat het leven pas later begint, enzovoort.
      Vervolgens geloof ik niet dat ik gezegd heb dat alles wat we leren goed is. Geenszins. We leren op school bijvoorbeeld dat leren aan leven vooraf gaat, en dat bevalt mij helemaal niet. Ik wil het graag hebben over wat de moeite waard is om te leren, maar daar ging deze blog niet over. Deze blog gaat over de waarde van het lerend in de wereld zijn.
      Ik betreur het dat de verschoolsing van het leren een aanslag doet op de flexibiliteit van onze geest, omdat het de waarde van leren niet ziet in de activiteit van het leren zelf, maar in het geleerde, de opbrengst. Daarbij wordt ook dat resultaat nog eens onterecht van zijn flexibiliteit beroofd, omdat het voorgesteld wordt als een product: een hoeveelheid kennis, een verworven vaardigheid.
      Laat ik ook nog toevoegen dat mijn toorn vooral gericht is op de verschoolsing, en niet op de school als een plek waar mensen van verschillende generaties bij elkaar zijn. Zo’n plek is fantastisch, vooral als mensen daar met elkaar in beweging zijn en hun wederzijdse verwachtingen blijven ontwikkelen en verbeteren.
      Ik heb grote bewondering voor de passie van al die mensen die van de school een mooie gemeenschap willen maken. Ik heb ook met ze te doen, omdat die plek een middel is geworden, vooral een middel en geen doel op zich. Helaas is de school dan ook nog eens een middel geworden dat voor steeds meer doelen ingezet wordt. Maar onderwijs is geen middel, net zo min als leren een middel is, en net zo min als leven een middel is. Ze zijn het ding zelf, ze zijn waar het om draait, gewoon op zichzelf beschouwd. Het is fantastisch om een onderwijzer te zijn, om met de jongere generatie om te mogen gaan, getuige te zijn van hun ontwikkeling, en daarin een rol te spelen. Jouw eigen rol. Maar het is een verschrikking als die rol vervormd wordt, omdat hij slechts als een middel opgevat wordt, een middel dat anderen instrumenteel willen inzetten voor hun doelen, waarop jij dan afgerekend wordt.

      1. Dank voor je reactie! Ik snap je gedachtegang en vind het een begrijpelijk tegengeluid tegen de doorgeslagen instrumentaliteit die het onderwijs op veel plekken kenmerkt. Toch vind ik het te riskant om alle doelgerichtheid in het onderwijs overboord te gooien en de suggestie te wekken dat onderwijs uitsluitend waarde in zichzelf heeft. Je gaat ervan uit dat het onderwijs niet zowel een middel als een doel op zich kan zijn. Ik snap dat logisch gezien wel, maar iedere mogelijkheid om richting te geven aan het onderwijs wordt met die logica in de kiem gesmoord. Daar worden leerlingen uiteindelijk de dupe van, omdat zij, met mooie overwegingen weliswaar, aan hun lot worden over gelaten. In mijn optiek is de complexe uitdaging van het onderwijs juist om te erkennen dat onderwijs mensenwerk is en altijd ruimte moet houden voor het mens-zijn van de leerling en de docent, terwijl je tegelijkertijd oog houd voor de richting die je met het onderwijs op wilt gaan. Onderwijs is dan niet instrumenteel, maar wel intentioneel.

        1. Mooi woord gebruik je in reactie op mijn voorstel onderwijs te zien als iets met waarde in zichzelf: te riskant. Een bekend woord in de onderwijsfilosofie. Ik begrijp aansluitend twee dingen niet: wat bedoel je met “richting”. Moet onderwijs een ‘richting’ hebben? Net als het leven? In zijn algemeenheid is dat gewoon van jonger naar ouder. Dat is te globaal. Meer particulier zijn er allerlei richtingen voor kortere tijd. Vergelijk het met een wandelingetje. Aan het eind ben je weer thuis. Onderweg loop je in allerlei richtingen. Het idee van één richting voor al het onderwijs voor alle mensen is betekenisloos. En ik snap ook niet waarom kinderen de dupe zouden worden van onderwijs dat waardevol is in zichzelf. Zijn kinderen de dupe van het leven? Wat betekent dat? Als ze omringd worden door leeftijdsgenootjes en volwassenen die er voor ze zijn en die samen iets willen maken van hun ontmoeting… zou dat niet gewoon geweldig kunnen zijn?

  2. Helemaal eens met de veel realistischer kijk van Paul Jansen. Het is moeilijk hier argumenten tegenover elkaar te zetten en dan te wegen. Het gaat om verschillende (levens)visies op de werkelijkheid, die dan ook een heel andere werkelijkheid blijkt te zijn. Het lijkt erop dat Bransen als uitgangspunt heeft dat het vooral leuk moet zijn: zie de context waarin wat schamperend wordt opgemerkt: ‘School hoeft daarom niet leuk te zijn’. De comfortabele (sociale)afstand waarvan Bransen zijn beschouwing geeft kan ook blijken uit de volgende zinnen: ‘Nederlandse kinderen groeien niet meer in armoede en onwetendheid op. Zij zitten op de achterbank en genieten een onvoorstelbaar rijke en onbezorgde jeugd’. Lijkt toch wel erg generaliserend en wordt zeker niet geïllustreerd door armoedecijfers van het CBS bijvoorbeeld. Mara goed, daar gaat het niet over. Paul Jansen geeft helder aan waar het wel over gaat en moet gaan, te weten over de noodzaak soms ook dingen te doen die niet leuk zijn (hoewel): stampen en rijtjes leren. En dan: naast dat door Bransen kennelijk verfoeide stampen en uit het hoofd leren blijft er toch genoeg tijd over om de leuke” dingen te doen ? En dan: wapen de jeugd in die zin dat zij leert dat alles in de wereld niet leuk is. En ook niet hoeft te zijn.

    1. Nee. Ik geloof helemaal niet dat school vooral leuk moet zijn. Dat is het punt niet. Ik wil dat leerlingen leren niet gaan associëren met zaken die intrinsiek in feite een tijdelijk ongemak zijn. Ik wil behouden dat kinderen hun eigen “leerimpuls” blijven voelen en blijven omarmen. “Leuk” is de kwestie helemaal niet. Het gaat om de motivatie die we verbinden met leren: die zou op twee manieren niet extrinsiek moeten zijn: (1) niet gedreven door wat je na het leren aan het geleerde hebt; en (2) niet afgedwongen door eisen die anderen stellen.

  3. Dit doet denken aan de Cobra groep van kunstenaars die ook in zichzelf de creativiteit zochten die ze als kind hadden gehad. Maar wat doet deze blog met de natuurlijke ontwikkeling van de mens van hulpeloze baby via kind en puber naar volwassenheid? Met de toenemende verantwoordelijkheid voor zichzelf, anderen en de wereld? De onbevangen en onbezorgde tijd van pakweg groep 1 tot 6 kan toch niet blijven? En saai leren is soms domweg noodzakelijk. Stellingen uit de wiskunde, Franse woordjes, jaartallen, topografie. Gewoon stampen. Nieuwsgierigheid is goed, maar niet voldoende.

    1. Ik zeg niet dat leergierigheid genoeg is. Ik zeg alleen dat een schoolsysteem dat de nadruk legt op eerst leren en dan leven, de verhouding verstoort die mensen (kinderen, jongeren) hebben met hun eigen leervermogen.
      Als we eenmaal voorbij groep 6 zijn, en het meest essentiële automatiseren gedaan is, dan zou ik graag een duaal vervolgtraject zien, waarin de leerlingen aanzienlijk veel tijd buiten school doorbrengen in maatschappelijke dienstverlening.
      Hoger onderwijs zou ik graag iedereen op enig moment in hun leven aanbieden, maar wel in reactie op een “leervraag” die door de betrokkene vanuit zijn of haar leef- / werkpraktijk goed gemotiveerd is geformuleerd. Geen opleidingen meer vanwege het diploma.

    2. Paul Jansen, waarom is saai leren soms domweg noodzakelijk en wat is de omvang van ‘soms’? Misschien is saai leren soms domweg noodzakelijk als instrument tot kennis, maar misschien maar heel zelden.

      Ik heb twee zorgen als het gaat om de gedachte dat saai leren soms domweg noodzakelijk is, als ‘soms’ meer betekent dan ‘heel af en toe’. Op de eerste plaats denk ik dat saai leren een weinig functioneel instrument is om een intellectueel kennisdoel te bereiken dat als kennisdoel meer omvat dan de aanstaande toets. Ja, de gestampte Franse woordjes zullen het waarschijnlijk wel halen tot de schriftelijke overhoring volgende week vrijdag en de jaartallen van geschiedenis zal ik me nog wel herinneren tot een week na het examen, maar weet ik ze nog een jaar na het examen? Over 10 jaar? En die lessen biologie waarin de leerkracht al die chromosomen bespreekt op een zo weinig inspirerende manier die zover van mijn leefwereld afstaat dat ik na 10 minuten al met mijn gedachten op het voetbalveld zit? Kunnen we niet iets beters bedenken om mij iets van chromosomen te laten begrijpen dat dit? Hij zit zijn tijd te verdoen en ik de mijne. Geen van beide komen we een stap dichter bij zijn doel om mij iets van chromosomen te laten begrijpen.

      Mijn tweede zorg is dat veel intellectuele kennisdoelen, met name op de middelbare school, weinig relevant zijn voor een betekenisvol leven. Ik ben de 30 gepasseerd nu en jee, wat heb ik een hoop middelbare schooltijd besteed en ja, verspild aan het in mijn hoofd stampen van dingen die helemaal geen raakvlak hadden met mijn interesses en opvattingen toen noch met mijn interesses en opvattingen nu. Natuurlijk kan ik als 16-jarige nog niet weten welke interesses ik 20 jaar later heb en hoe ik 20 jaar later mijn leven vorm wil geven. Desalniettemin, er waren vast manieren geweest om mijn middelbare schooltijd zo te besteden dat ik er nu meer aan had gehad. Ik was bijvoorbeeld denk ik graag eerder in contact gekomen met vaardigheden kritisch te leren denken en had bijvoorbeeld graag al veel eerder willen begrijpen hoe chronische ontstekingsreacties in het lichaam tot stand komen en wat het verband is met voeding (had ik ze wellicht kunnen voorkomen en als we dit allemaal geleerd hadden, hadden we nu misschien niet zoveel maatschappelijke medische problemen gehad nu die hun grondslag hebben in chronische ontstekingen), om maar twee dingen te noemen.

      Een tijdje geleden kwam ik via Linkedin in contact met een van mijn basisschoolleerkrachten en we spraken over wat praktische worstelingen die we beide op onze eigen manier waren tegengekomen in ons leven. Met een glimlach herinnerde ik me wat er op de muur van mijn basisschool stond waar hij lesgaf en ik zijn leerling was: de letters ‘LL’ die stonden voor het motto van onze school: Leren Leven. Ik denk dat Jan Bransen bedoelt dat leren, vooral leren leven is en moet zijn; dat leren en daarmee leren leven een levenslange bezigheid is die niet stopt en niet moeten stoppen zodra we met een certificaat een onderwijsinstelling verlaten; en dat ons huidige onderwijssysteem te weinig plaats heeft voor die idee. En als dit inderdaad is wat Bransen denkt, dan denk ik dat-ie gelijk heeft.

      Ik heb nog wel een verheldeirngsvraag en een kritische kanttekening bij Bransen’s betoog. Bransen lijkt te denken dat leren, vooral ‘leren leven’ is terwijl hij ook stelt dat hij zich zorgen maakt over het feit dat we de grenzeloze leerdrift van peuters en kleuters om zeep helpen. Uit dat laatste zou je kunnen concluderen dat voor Bransen leren vooral is ‘ruimte bieden aan de natuurlijke leerdrift van kinderen’. Ik zou graag beter begrijpen wat voor Bransen de relatie is tussen ‘leren’, ‘leren leven’ en ‘ruimte bieden aan de natuurlijke leerdrift van kinderen’.

      Kritische kanttekening tot slot met betrekking tot een van Bransen’s uitspraken: “Als je de waarde van school definieert in termen van wat je daarna kunt, dan accepteer je impliciet dat leren – dat wat je op school doet – niet leuk is”. Ik begrijp de strekking, maar betwijfel of dit waar is. Zou je een school niet kunnen zien als een instrumenteel middel tot het goede leven daarna en tegelijkertijd enthousiast dit pad kunnen bewandelen zolang het curriculum voldoende aantrekkelijk is?

Reacties zijn gesloten.