Het onderwijs buigt zich op dit moment over de vraag of veilig toetsen thuis mogelijk is. Op het journaal zien we dat het kan. Een docent houdt op een scherm ruim 50 leerlingen in de gaten met behulp van software die de microfoons en de webcams van de leerlingen aftapt. We zien ook één van de leerlingen, alleen op haar zolderkamer achter haar laptop. Haar moeder zit beneden, in spanning.
Ik bekijk het item met stijgende verbazing. Is dát veilig toetsen? Zijn we nu helemaal gek geworden? Zijn we het echt vanzelfsprekend gaan vinden dat veiligheid in het onderwijs alleen betekenis heeft voor de school die zich moet beschermen tegen het risico dat de leerlingen thuis gaan spieken?
In het Leids universiteitsblad vertelt een bezorgde bestuurder dat docenten een voorsprong hebben in dit kat-en-muis-spel en dat ze die voorsprong graag willen behouden. Ik vind het verbijsterend. Gaat dit over onderwijs? Is dat een kat-en-muis-spel tussen leerlingen en leraren?
Dat er in zo’n wapenwedloop helemaal geen sprake kan zijn van veiligheid merkt de leerling op zolder dondersgoed. Ze wordt door haar eigen laptop bespioneerd. Vreemde ogen inspecteren haar kamer en beoordelen of er sprake is van ongeoorloofd gedrag. Natuurlijk is hier de privacy van de leerling in het geding en die moet uiteraard beschermd worden. Maar dat is voor mij toch de kwestie niet. Veiligheid in het onderwijs is een andere dan de veiligheid die in een koude oorlog nagestreefd kan worden in de vorm van een evenwicht tussen de beschermingsmaatregelen die iedere partij neemt.
Het onderwijs is geen koude oorlog. Onze samenleving zou dat als geheel ook niet moeten zijn. En juist daarom moeten we in ons onderwijs de eerste stap zetten en fundamenteel blijven benadrukken dat een ander type veiligheid volstrekt vanzelfsprekend hoort te zijn: veiligheid gebaseerd op wederzijds vertrouwen.
Hier is een manier waarop dat kan, ontleend aan wat soms al de praktijk is in beroepsopleidingen. Beschouw leerlingen als beginnende collega’s. Natuurlijk bied je een beginnende verpleegkundige, metselaar of accountant een goede inwerkperiode waarbij je ze vanzelfsprekend het voordeel van de twijfel gunt. Je legt uit hoe de zaken bij jullie werken, houdt een oogje in het zeil, beoordeelt het werk dat ze doen en geeft ze gaandeweg meer zelfstandigheid en meer verantwoordelijkheid, afgestemd op wat ze kunnen en op waar hun talenten en ambities het best tot hun recht komen. Je leert zelf trouwens ook tijdens zo’n inwerkperiode, net als docenten van studenten leren. Wantrouwen is niet aan de orde: je hebt immers te maken met een collega, iemand die net zo graag met jou samenwerkt als jij met hem, omdat jullie een gemeenschappelijk doel hebben dat je niet alleen kunt bereiken. Voor collega’s is dat doel helder genoeg: een bedrijf dat floreert.
Ook in het algemeen vormend onderwijs is dit doel helder, zeker voor wie oog heeft voor het grotere plaatje: een samenleving die floreert. Natuurlijk kunnen en zullen we twisten over hoe een florerende samenleving eruitziet en over wat daarvoor van haar leden gevraagd mag worden. Maar juist als zo’n twist bij moet kunnen dragen aan het floreren van die samenleving, zal zij gevoerd moeten worden in een sfeer van wederzijds respect en vertrouwen. Vandaar dat wij onze leerlingen als beginnende collega’s vertrouwd moeten maken met wat je in een bedrijf collegialiteit zou noemen. Die kernwaarde komt in een florerende samenleving neer op medemenselijkheid.
Laten we de coronacrisis gebruiken om ons ook in het onderwijs weer te herinneren aan het fundamentele belang van medemenselijkheid. Laten we de gekkigheid – ja, zelfs de verwerpelijkheid – inzien van een toetscultuur die op wantrouwen is gebaseerd en die naar steeds zwaardere middelen van surveillance moet grijpen om de vijand steeds één stap voor te blijven. Zie het onderwijs als een inwerkperiode. Houd een oogje in het zeil, natuurlijk. Maar geef gaandeweg meer ruimte voor verantwoordelijkheid en zelfstandigheid. Help elkaar aan inzicht in elkaars functioneren. Leer van elkaar. Doe dat in een sfeer van wederzijds vertrouwen. Want dat is de enige weg naar een veilige samenleving.
Dit is me uit het hart gegrepen. Vanaf dag 1 van de sluiting zie ik ook in mijn eigen hogeschool met lede ogen hoe alle energie uit lijkt te gaan naar dit toetscircus. Het is verbijsterend hoe het onderwijs door-raast terwijl de wereld van nu toch echt alle kans biedt om eerst eens even stil te staan bij wat deze crisis eigenlijk betekent. En helaas appelleert ook onze Onderwijsraad daar geenszins aan…. het advies van vorige week illustreert het prestatiedenken even feilloos als pijnlijk. De vraag lijkt: ‘hoe krijgen we iedereen zo snel mogelijk weer getoetst en wel op het vastgestelde gemiddelde’. Wat mij betreft is de vraag: ‘hoe helpen we kinderen en jongeren bij de betekenisgeving aan deze pandemie en hoe benadrukken we daarin ons vertrouwen in de veerkracht van de nieuwe generaties en hun oplossend vermogen’. Zo’n column inspireert mij om het gesprek over deze vraag te voeren; dank!
Dank.
De vraag “Hoe na Corona verder in het onderwijs?” is niet het onderwerp van dit blog, maar als we die vraag gaan stellen, dan is de laatste vraag inderdaad buitengewoon relevant. De eerste vraag kunnen we het best maar snel vergeten. Die gaat immers van de normleerling uit, en dat is een “ellendig gedrocht”, zoals ik in een eerder blog betoogde.
‘Speed of trust’ Het is sowieso de vraag of toetsen in veel gevallen niet door een beter alternatief vervangen kan worden. Een portfolio vol bewijzen van competenties, passies, mogelijkheden en talenten geven veel inzicht in waartoe iemand in staat is en wat nog in het verschiet ligt.
Inderdaad.
Je kunt leerlingen en studenten veel beter aan zo’n portfolio laten werken, dan ze tijd te laten steken in het halen van proefwerken en tentamens.
Helder betoog! Geen woord Frans bij!!