Wat is het jammer dat politici zich met het onderwijs mogen bemoeien.
Dat is de dominante verzuchting die bij me opkomt als ik zie wat er in de Tweede Kamer dreigt te gebeuren met Ons Onderwijs 2032, het plan van Schnabel voor de vernieuwing van het onderwijs. Want dat plan gaat mij lang en lang niet ver genoeg, terwijl het onder politici inmiddels gemeengoed is te denken dat dat plan veel te ver gaat. Zij durven zich er hun vingers niet aan te branden.
Dat hadden ze eerder moeten bedenken.
Want hoe is het eigenlijk gekomen dat ons onderwijs er zo beroerd aan toe is? Omdat politici er zich mee zijn gaan bemoeien (al in de jaren ’60) en niet de moed hebben gehad om het onderwijs gewoon over te laten aan het veld zelf, aan de mensen die er verstand van hebben. Of beter nog, en belangrijker: aan de mensen die er hart voor hebben. Meer heb je voor goed onderwijs namelijk niet nodig!
Dat is niet naïef bedoeld. En het betekent ook niet dat ik niet veeleisend durf te zijn, of dat ik het onderwijs wil overlaten aan zomaar wat liefhebbers. Helemaal niet. Wie dat denkt, die permitteert zich te veel lichtzinnigheid over wat we bedoelen met “ergens hart voor hebben”. Zo iemand onderschat de kracht die liefde is. En zo iemand overschat het vermogen van bureaucratische regelgeving om die liefde te kunnen vervangen.
Probeer dit maar eens te begrijpen in termen van iets of iemand waar jijzelf daadwerkelijk van houdt. Denk als politicus bijvoorbeeld even aan de partij waar je van houdt. Of, als dat in deze opportunistische tijden gemakkelijker is, aan de loopbaan waar je van houdt. Of desnoods aan je partner of je kinderen. Daar ga je voor door het vuur, toch? Daar informeer je je over. Daar span je je voor in. Daar wil je alles over weten, alles wat nodig is om ervoor te zorgen dat jouw geliefde partij, je loopbaan, je partner of kind zal floreren.
Zo is het ook met onze leerkrachten en docenten. Die houden van hun werk, van hun leerlingen en van het ontwikkelingsproces dat ze zich zien voltrekken onder hun aandacht en inzet. Die docenten gaan door het vuur voor hun leerlingen, hun school en hun baan. Ze zullen zich net als jij uitgebreid informeren over wat die leerlingen nodig hebben als het tegen lijkt te zitten, als het leren niet lukt, of als de verveling of de frustratie toeslaat. En dat doen ze omdat ze van hun leerlingen en hun baan houden. Ze doen het niet omdat het moet. Ze doen het niet omdat ze zich moeten verantwoorden tegenover hun teamleider, hun directeur of de inspectie. Tegenwoordig doen ze het waarschijnlijk vooral ondanks de controlerende blik van hun teamleider, hun directeur of de inspectie.
Die liefde zijn onze politici gaan dwarszitten. Onder het mom van hun verantwoordelijkheid voor onze gemeenschapsgelden.
En nu houden ze zich in, omdat het stemmen kost, of omdat hun politieke geloofwaardigheid zou lijden onder een drastische stellingname, onder hun pleidooi voor een stelselherziening. Mijn God. Nee, toch? Dat woord zullen ze toch niet in de mond nemen?
Nee, de politici niet. Laat ik het dan maar doen. Het is tijd voor een hele grondige stelselherziening. Een stelselafbraak. Want het onderwijs heeft geen stelsel nodig. Leerlingen hebben geen stelsel nodig. Ze hebben niet eens onderwijs nodig. Ze hebben aan liefhebbende leraren genoeg!
Dat ga ik betogen op 13 mei, tijdens het HTF-symposium over Bildung. Mijn inspiratie haal ik voor één keer uit de woorden van een politicus. Een politica, Marianne Thieme, van wie ik las dat ze invloed belangrijker vindt dan macht. Die invloed vraagt om niet meer dan goede ideeën. En die heb ik wel. Kijk hier maar. En hier. En hier.
Een mooi stuk, uit het hart gegrepen. De reactie van Pieter kan ik ook volgen. Hier past wellicht mijn favoriete Buckminster Fuller-quote: “You never change things by fighting the existing reality. To change something, build a new model that makes the existing model obsolete.”
Ik ga je raad serieus nemen. “Stelselafbraak” klinkt destructief en dat is zonde van mijn energie. Ik help graag iets anders bouwen. Wellicht dat een blog met reacties en discussie – een blog als dit, maar ik denk ook aan De Correspondent (https://decorrespondent.nl/) en aan Bij nader inzien (https://bijnaderinzien.org/) – wel een eerste bouwsteen is voor een boeiend en bloeiend “stelselloos leer- en doceerklimaat”.
Ik kan je pleidooi voor vertrouwen in leraren die zich met hart en ziel inzetten voor het onderwijs, van harte onderschrijven. Ook denk ik dat het een hele goede ontwikkeling zou zijn als politici (en onderwijskundigen) zich minder ‘bemoeien’ met het onderwijs, omdat de bemoeizucht van de afgelopen decennia het onderwijs in verregaande mate heeft ont-zield. In het eerste stuk van je blog kan ik dus met je meekomen, maar wat mij betreft slaat je pleidooi voor afbraak van het onderwijsstelsel de plank mis. Onderwijs op nationaal niveau vereist per definitie een stelsel en een bepaalde onderwijskundige infrastructuur. Om het onderwijs toegankelijk te houden voor alle leerlingen, te kunnen werken aan gelijke kansen voor leerlingen, een school een plek te laten zijn waar democratische waarden tot uiting kunnen komen en gewerkt kan worden aan een zekere kennisbasis, kun je niet om een stelsel heen. Ook als politici geen enkele rol meer spelen bij de vormgeving van het onderwijs en de liefdevolle toewijding van leraren centraal staat, zal zich (al dan niet bewust) een stelsel vormen.
Wel een interessant symposium trouwens, wie weet tot 13 mei!
Een eerste vraag is waarom we onderwijs op “nationaal niveau” zouden willen. Is dat voor onderwijs het juiste niveau? Of is dat een politiek gegeven, dat nu eenmaal wel een gegeven is, maar dat inhoudelijk gezien goed noch slecht voor het onderwijs is? Kijk naar de studenten uit andere landen die een half jaar aan de Radboud Universiteit willen komen studeren. Was het niet beter geweest als zij dezelfde vooropleiding zouden hebben gehad? Of zou dat slechter zijn, omdat uniformiteit onze verwondering dooft? Wat is het juiste niveau waarop we onderwijs zouden moeten willen organiseren?
Verder: natuurlijk willen we allemaal van die prachtige, democratisch verantwoorde, gelijke kansen. Maar kun je die garanderen? Kun je die gelijkheid garanderen als we tegelijkertijd allemaal ons eigen verhaal hebben over die ene bijzondere docent die zo’n groot effect heeft gehad op onze eigen vorming? Kan een stelsel ervoor zorgen dat iedere leerling zo’n bevlogen docent krijgt?
Eindelijk rede ipv retoriek. Dank U wel.