In de laatste DNM-Online van 2022 zette ik in Vermijd bewijsmateriaal! Over onderwijs en evidence vraagtekens bij het gebruik van evidence in het onderwijs. Mijn betoog ging over de negatieve effecten van de ‘logica van het bewijs’ op de voortgang van het gesprek dat wij over goed onderwijs moeten blijven voeren. Eén van die effecten is dat de logica van het bewijs impliceert dat we over een kwestie het gesprek kunnen beëindigen. Immers, zo zit het. Punt uit. Zulke kwesties zijn er in het onderwijs echter niet, althans zo betoog ik. Een tweede effect is dat evidence voor een verlammend hiërarchische arbeidsverdeling zorgt. Het punt is namelijk dat evidence door een onderzoeker wordt verzameld en in de literatuur wordt opgetekend en dat wat in de literatuur te vinden is principieel van doorslaggevendere betekenis wordt geacht dan wat alleen maar in het klaslokaal zelf wordt gevonden. Deze lokale bevindingen worden door de evidence als ‘anecdotisch’ gedeclasseerd. De leraren in de klas hebben het nakijken: zij moeten in de onderzoekers hun meerdere erkennen, zelfs over wat er zich in hun klas afspeelt.
De redactie van DNM-Online vroeg drie mensen (“twee onderzoekers, de hoogleraren Wilfried Admiraal en Martijn Meeter, en Monique Marreveld, hoofdredacteur van Didactief“) om een kritische reactie op mijn stuk. Dat leverde mooie nieuwe inzichten op waar ik natuurlijk toch weer anders over denk, zoals ik van de redactie mocht uiteenzetten in een afsluitende reactie. Die reactie heb ik de titel Samen anders doorgaan meegegeven. Met die titel benadruk ik de strekking van mijn verhaal: laat het gesprek doorgaan. Vermijd de logica van het bewijs. Verlang niet naar het laatste woord.
Die titel is mij aangereikt in de reactie van Monique Marreveld, die namelijk constateert dat het wel lijkt alsof het onderwijsveld vast zit in een slecht huwelijk. We voelen ons niet gehoord, luisteren slecht, ervaren geen ruimte en stapelen misverstand op misverstand. Dat zal nog wel even zo blijven, denk ik. Maar toch zullen we samen moeten doorgaan. Laat dat anders doorgaan zijn, in overeenstemming met de ondertitel van mijn boek Gevormd of vervormd? Die ondertitel luid immers: Een pleidooi voor ander onderwijs.
Met dank aan de redactie van DNM-Online vind je de hele gedachtewisseling hier.
Ik zou zeggen, laat dit niet het laatste woord zijn. Geef je reactie.
Ik geloof dat de oorspronkelijke verhouding tussen onderwijsonderzoek en onderwijspraktijk verloren is gegaan in het tumult van de vraag over wat nu belangrijk(er) is. In een goed huwelijk is sprake van wederkerigheid. Als de vrije energie (dat wat zich spontaan mag manifesteren) en ‘de norm’ (dat wat vastligt en op basis daarvan gemanifesteerd moet worden) samen optrekken zal er creativiteit zijn. Nu de norm
overheerst en onze spontane acties lam legt is er vooral frustratie. Misschien is het toepassen van de relativiteitstheorie nog niet zo’n gek idee. De wederkerigheid in deze formule zou de sleutel tot oneindigheid kunnen zijn en dan is er (ook) nooit een laatste woord.
Mee eens, ja. Het gaat om de wederkerigheid, om kunnen luisteren en kunnen improviseren.
Over de ‘oorspronkelijke verhouding’ verschillen we misschien van mening. Ik zie ‘onderzoek’ en ‘praktijk’ niet als verschillende praktijken met ieder hun eigen habitat, maar als een onderscheid tussen verschillende manieren van omgang met dat wat voorhanden is. Als de ‘oorspronkelijke verhouding’ gebaseerd is op een arbeidsdeling die om verschillende praktijken vraagt, dan komen de twee nooit meer op een goede manier bij elkaar.
Ik weet niet precies wat je met ‘de relativiteitstheorie’ bedoelt, maar ik zou het zo niet noemen. We kunnen praten over het primaat van relaties zonder dit een theorie te noemen en vooral zonder dit te associëren met de natuurkundige inzichten van Einstein.