Richtinggevende sensibiliteit

In mijn vorige publieksboek, Word zelf filosoof, beweer ik dat woorden van iedereen zijn. Dat is, zo stel ik daar, één van de charmes maar ook één van de valkuilen van het ontwikkelen van een doordachte opinie. Want een doordachte opinie is wat je overhoudt als je de juiste woorden hebt gevonden om te kunnen zeggen wat je te zeggen hebt. Die juiste woorden vind je aanvankelijk zelf. Je schaaft en hakt en beitelt met hart en ziel net zo lang tot je tekst precies uitdrukt wat je wilde zeggen. Maar dan begint de zoektocht onmiddellijk opnieuw. Want als je die tekst aan anderen voorlegt, dan blijken zij toch echt heel andere dingen in jouw woorden te lezen dan jij ermee hebt willen schrijven.

Het is een eindeloos proces, die zoektocht naar de juiste woorden. Eindeloos. In twee betekenissen: er komt geen einde aan. Maar ook fantastisch, geweldig, inspirerend.

Eindeloos!

Hier moest ik aan denken toen ik kort na het verschijnen van mijn meest recente boek, Laat je niets wijsmaken, geconfronteerd werd met een in feite ontzettend voor de hand liggend bezwaar tegen mijn pleidooi voor gezond verstand. Hoezo verstand? Waarom hield ik een pleidooi voor zoiets rationeels, intellectueels, afstandelijks en formeels als verstand? Was er dan iets mis met ons gevoel? Wantrouwde ik onze intuïtie?

Tja.

Tikkeltje onnadenkend, wel. Want als die vragen eenmaal geformuleerd zijn, kun je je haast niet meer voorstellen dat ik helemaal niet aan deze associaties gedacht heb. Ik heb nagedacht over onze Nederlandse term “gezond verstand” en heb daar meer dan 100 bladzijden over geschreven. Ik heb hem uitgebreid vergeleken met de Engelse term “common sense” en met de Duitse term “Alltagswissen”. En ik schreef bovendien een heel hoofdstuk over de rol van onze emoties in ons gezonde verstand.

Maar gek genoeg heb ik me daarbij niet gerealiseerd dat er mensen zouden kunnen vallen over mijn pleidooi voor gezond verstand, puur op basis van het feit dat het voor hen zo ontzettend voor de hand ligt om de term “verstand” te associëren met dat wat het tegenovergestelde is van “emotie”, “gevoel”, “intuïtie” en “sensitiviteit”.

 

Hier is mijn excuus, geen krachtig weerwoord. Voor mij is de potentiële redelijkheid van onze emoties zó vanzelfsprekend, en de alledaagse samenwerking tussen gevoel en verstand zó onmiskenbaar, dat ik me helemaal niet gerealiseerd heb dat ik in een taalgemeenschap leef waarin hele volksstammen nog steeds opgroeien met het idee dat er een grote kloof bestaat tussen gevoel en verstand. En dat terwijl het nota bene precies deze kloof is waartegen ik me verzet in Word zelf filosoof, waarin ik meerdere hoofdstukken besteed aan het ontwikkelen en onderbouwen van wat ik sentimentalistisch humanisme noem, een pleidooi voor een menselijkheid die voortbouwt op wat de impliciete redelijke boodschap is van onze emoties. Dat deze interpretatie van de samenhang tussen verstand en gevoel voor mij inmiddels volkomen evident is geworden, verklaart mijn onbekommerdheid natuurlijk wel, maar het rechtvaardigt geenzins dat ik zo onnadenkend omgesprongen ben met een term die ook van al die andere mensen is.

Verstand.

Wat is dat eigenlijk?

Het is voor mij maar de helft van een term die je in zijn geheel moet nemen: gezond verstand. Zoals je “verstand” niet moet lezen alsof het uit “vers” en “tand” bestaat, zo moet je “gezond verstand” niet lezen alsof het uit “gezond” en “verstand” bestaat. Maar stel dat je beide delen toch van elkaar zou scheiden en zou willen zeggen dat ze allebei hun eigen specifieke rol in het geheel hebben, dan nog moet “verstand” niet begrepen worden als een term waarmee dan vooral benadrukt wordt dat het om een emotieloos vermogen gaat. Want dat is het niet. Je verstand is het vermogen om de beste reactie te geven op wat zich voordoet. Dat kan een uitgebreid beredeneerde, weloverwogen, doordachte reactie zijn, een reactie waarvan je hoopt dat Obama hem zal kunnen geven nu de kans op militair ingrijpen in Syrië voor de deur staat. Maar het kan ook een onmiddellijke, intuïtieve, emotionele reactie zijn, een plompverloren, verontwaardigde schreeuw als je een klein kind met vuur ziet spelen (of een dictator met gifgas).

Het gaat met andere woorden vooral om sensitiviteit, als het om het verstand in “gezond verstand” gaat.

Dat andere woord, “gezond”, heeft daarbij vooral de taak te benadrukken dat het om een sensitiviteit gaat die bijdraagt aan het welzijn van alle betrokkenen, om een vermogen dat voor een reactie zorgt die heil brengt, die gericht is op voorspoed.

Wat dat betreft had het best anders kunnen lopen in de ontstaansgeschiedenis van het hedendaagse Nederlands. En dan had ik geen pleidooi gehouden voor gezond verstand, maar voor richtinggevende sensibiliteit.

En dan had het zomaar kunnen gebeuren dat ik zou schrikken van de onverwachte reactie van nog weer andere leden van onze taalgemeenschap die vrezen, of juist toejuichen, dat ik een pleidooi houd voor helderziendheid.

Nee dus.

Gewoon gezond verstand. Dat is bijzonder genoeg.