We hebben bij het debat in de Tweede Kamer over het hoofdlijnenakkoord van de nieuwe regering Schoof politiek op zijn slechtst gezien. Het was tenenkrommend. Het was met een omkering van de beroemde uitspraak van Carl von Clausewitz een voortzetting van oorlog met andere middelen. Want waar gaat het bij oorlog om? Om strijdende partijen met tegengestelde belangen, waarbij de strijd met wapens wordt gevoerd, en waarbij het doel van beide partijen is om te overwinnen, om de tegenpartij te onderwerpen, met geweld te overmeesteren.
Oorlog is één van de manieren waarop wij mensen onze pluraliteit kunnen organiseren. Het is een behoorlijk extreme manier, omdat de inzet van oorlog in feite de onverteerbaarheid van die menselijke pluriformiteit is en de ambitie is om haar te elimineren. Dat is natuurlijk een heilloze ambitie omdat pluriformiteit een onontkoombaar gegeven is van het menselijk bestaan. Vandaar dat oorlogen altijd mislukken omdat de enige vormen van succes veel te hoog gegrepen zijn: enerzijds genocide – het volstrekt uitroeien van de tegenpartij – en anderzijds totale assimilatie – het volkomen integreren van de tegenpartij.
Maar de kenmerken van oorlog waren in de Tweede Kamer dominant aanwezig, behalve dan de wapens. Het was oorlog met andere middelen. Er waren strijdende partijen met tegengestelde belangen, maar er was vooral ook geen enkele ambitie om samen verder te komen: het perspectief was gericht op overwinnen, onderwerpen, overmeesteren. Nederland moet weer van ons worden en wij verdragen geen verschil. De xenofobie overheerst: al wat anders is moet uitgeroeid worden. Daarbij is de angst voor totale assimilatie misschien nog wel het grootst, want als zij net als wij worden, dan leeft de tegenpartij onzichtbaar onder ons. Wat misschien zelfs al zo is, voor wie in complottheorieën gelooft.
Politiek hoeft niet tegen oorlog aan te schurken. Als de wapens vervangen worden door woorden, gebeurt er iets met de setting en met de ambitie. Woorden zijn immers ook altijd van de tegenpartij. Als woorden het werk kunnen doen, dan is er minimaal sprake van samenwerking en dan kan de ambitie ook niet meer de eliminatie van de tegenpartij zijn. Politiek is een vorm van het organiseren van onze pluriformiteit waarbij die pluriformiteit blijft bestaan. In de politiek blijft pluriformiteit bestaan in de vorm van partijen met tegengestelde belangen die strijden om de macht. In die strijd zal er sprake zijn van winnaars en verliezers, waardoor compromissen en akkoorden gesloten zullen moeten worden.
Als het er democratisch aan toegaat, zullen zowel de winnaars als de verliezers in het akkoord een compromis kunnen vinden dat door allen als winst uitgelegd kan worden. Maar als het er opportunistisch en populistisch aan toegaat, als partijen rancuneus en wantrouwend zijn, dan is het risico groot dat partijen zwelgen in hun verlies, waardoor zowel de winnaars als de verliezers compromissen alleen nog maar uitleggen als verlies. Dit is wat we zien gebeuren in de huidige cultuur waarin slachtofferschap in aanzien is gestegen.
Maar we hoeven onze pluriformiteit niet politiek te organiseren. Er is een derde alternatief: Bildung. Want net als politiek een voortzetting is van oorlog met andere middelen, zo is Bildung een voortzetting van politiek met andere middelen. Erasmus was lang geleden de eerste die deze optie op het spoor was en haar uitgebreid beschreef in zijn De opvoeding van de christenvorst, dat hij in 1515 schreef voor kroonprins Karel. Het grootste verschil tussen politiek en Bildung is dat er in Bildung geen sprake is van partijen met tegengestelde belangen. Hier moeten we niet lichtzinnig en goedgelovig over doen. En we moeten zeker goed oog hebben voor achterstelling, ongelijke kansen en de oneerlijke verdeling van economisch, sociaal, cultureel en emotioneel kapitaal. Maar de fundamentele uitgangspositie in de educatieve ruimte waarin sociale interactie om Bildung draait, is een positie waarin er geen sprake is van tegengestelde belangen. Onderwijs en opvoeding is geen strijd tussen winnaars en verliezers en hoezeer het meritocratisch gemotiveerde neoliberalisme ook zijn best doet om ons anders te doen geloven: onderwijs is niet competitief van aard.
Het gaat in Bildung niet om tegengestelde belangen. De leerling en de leraar, het kind en de ouder, de jongere en de mentor hebben geen tegengestelde belangen en voeren geen strijd om de macht. Natuurlijk, we kunnen ons onderwijs vervormen, net zoals we onze politiek kunnen vervormen. We kunnen van politiek bijna oorlog maken en van Bildung bijna politiek. In deze vervorming hebben we ons al veel te lang laten meeslepen. Ik schreef er inmiddels drie boeken over.
Maar laten we ons realiseren dat we geen prooi- en roofdieren zijn. We zijn sociale, pratende dieren. We zijn een alternatief op het spoor: wederzijds begrip in plaats van macht. Als onze nieuwe regering zich zou realiseren wat dat precies betekent, dat wederzijds begrip de grondslag is voor de eenheid van regeringsbeleid die zij krachtens de Grondwet moet waarmaken, dan zou dit kabinet onmiddellijk al uit elkaar geklapt zijn. Want het nietje dat deze vier tegenstelde partijen in een hoofdlijnenakkoord bij elkaar probeert te houden is tegen de ondermijnende strijd tussen rancuneuze en wantrouwende verliezers niet bestand. Laten we de komende jaren de samenwerking daarom elders zoeken. Laten we aan Bildung doen, elkaar aanspreken en onze mentaliteit veranderen.
PS Met dank aan Joris Verheijen die op het moment dat het debat over het hoofdlijnenakkoord plaatsvond, aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam promoveerde op een proefschrift waarin hij de ontstaansgeschiedenis analyseert van het radicaal-romantische Bildungsbegrip. Ik mocht in Rotterdam oppositie voeren en kwam door het lezen van zijn proefschrift tot het beeld van deze driedeling: oorlog – politiek – Bildung. In het voorjaar van 2025 zal het proefschrift van Joris Verheijen door Amsterdam University Press gepubliceerd worden.