Mijn opiniestuk in de Volkskrant van 13 december jl. heeft mensen hopelijk aan het denken gezet over een aantal stilzwijgende vanzelfsprekendheden die ons onderwijs ernstig geweld aan doen. Wat mij betreft gaat het om deze vooronderstellingen:
- onderwijs is een voorbereiding op deelname aan de samenleving
- hoe hoger opgeleid je de arbeidsmarkt betreedt hoe beter
- de universiteit moet iedere student toelaten die daarvoor de juiste papieren heeft
Deze drie vooronderstellingen staan niet op zich maar zijn op allerlei manieren verweven met ideeën die mensen hebben over ons onderwijsbestel. Wat dat betreft was ik blij verrast, maar ook wel een beetje verbaasd, over de grote instemming die mijn stuk ontvangen heeft. Want als je met mij tussen de regels door durft te lezen, kom je uit bij de conclusie die ik wil trekken: ons huidige onderwijsbestel is allang failliet. We hebben dat alleen nog niet in de gaten.
Ik wil graag iets meer vertellen over de genoemde drie vooronderstellingen.
Het lijkt een waarheid als een koe dat je als kind eerst naar school moet en heel veel moet leren voordat je mee kunt doen aan het maatschappelijk leven. Toch is dit een hele rare bewering die bovendien evident onwaar is. Het is om te beginnen namelijk volstrekt duidelijk dat je ook als schoolkind al meedoet aan het maatschappelijk leven. Namelijk als schoolkind. Als je wilt proberen vol te houden dat dat nog niet echt deelnemen is, dan kom je in allerlei vreemde tegenspraken terecht. Probeer maar eens duidelijk te maken wat dan precies de demarcatielijn is tussen wel echt en niet echt deelnemen. Salaris? Verantwoordelijkheid? Aanstelling? Het zal je niet lukken om met iets anders te komen dan het onderscheid tussen kind en volwassene. Maar dat is een hopeloos onbruikbaar onderscheid. Heel wat volwassenen gedragen zich als kinderen, en heel wat kinderen zijn buitengewoon volwassen. Beroep je je op de leeftijd dan raak je kansloos verstrikt in de onmogelijkheid te bepalen welke leeftijd je dan zou moeten hanteren. Waarom zou een zestienjarige met een mbo-diploma op zak namelijk wel meedoen en een vwo-er van achttien niet? En als de vwo-er van achttien ook meedoet, waarom zou hij dan nog naar de universiteit moeten?
Daar is een slecht en een behoorlijk goed antwoord op te geven. Het goede antwoord is dat mensen wezens zijn die een leven lang zullen blijven leren. Niemand is ooit uitgeleerd. Dat is wat mij betreft een goed antwoord, maar realiseer je wel dat dit een antwoord is dat de eerste vooronderstelling rechtstreeks ondermijnt. Als mensen namelijk een leven lang blijven leren dan kan onderwijs geen voorbereiding op het maatschappelijk leven zijn.
Het slechte antwoord brengt ons bij de tweede vooronderstelling: betreed de arbeidsmarkt met een zo hoog mogelijk diploma. Oftewel: doe zoveel mogelijk onderwijs eerst, voordat je aan een baan begint. De snelste manier om duidelijk te maken dat dit een slecht idee is, is om te benadrukken dat bij sollicitaties ervaring belangrijker is dan opleiding. En er zijn meer redenen. Je bent namelijk ouder als je de arbeidsmarkt voor het eerst betreedt en hebt langere tijd doorgebracht in de beschermende sfeer van de school. Je hebt alleen nog maar voor spek en bonen meegedaan, hebt nog geen echte verantwoordelijkheid ervaren, hebt vooral droog leren zwemmen.
Natuurlijk heeft iedereen gelijk die zegt dat de arbeidsmarkt niet toegerust is om jongeren op te nemen die nog niet voldoende geleerd hebben. Maar dat is eerder een reden om de arbeidsmarkt te veranderen dan een reden om jongeren langer op school te houden. Vergelijk het met het halen van je rijbewijs. Dat geeft je een begin. Je kunt nu veilig genoeg rijden, maar om echt te leren autorijden moet je vooral zo veel mogelijk blijven rijden, moet je ervaring opbouwen. Er wordt wel gezegd, en terecht, dat je na het behalen van je rijbewijs pas echt gaat leren rijden. Die vergelijking geldt voor iedere opleiding, en vooral voor de massale, algemene, bredere, academische opleidingen zoals rechten, psychologie, pedagogiek, economie, bedrijfskunde en communicatiewetenschappen.
En daarmee kom ik bij de derde vooronderstelling, dat de universiteit iedereen met een vwo-diploma of een hbo-propedeuse zou moeten toelaten. Dat is dodelijk gebleken voor het academische onderwijs. Dat is veel te massaal geworden, terwijl universitair onderwijs in feite onderwijs is waarin de volgende generatie wetenschappers voor die universiteiten zelf wordt opgeleid. Zo zit dat onderwijs ook nog steeds grotendeels in elkaar. Dus laten we alsjeblieft gaan selecteren aan de poort, zoals we ook bij de kunstacademies doen. Doe dat dan op basis van de eigen intrinsieke leervraag, op basis van intrinsieke academische motivatie. Daarvoor moet dan wel de onderwijsfinanciering hervormd worden, want ongetwijfeld ontwikkelen de meeste mensen pas een intrinsieke academische motivatie als ze al in de dertig zijn, als ze werkervaring hebben – als ze die prangende leervraag hebben waarover ik het in mijn opiniestuk had.
Dat alles vraagt om een heel grondige herziening van ons onderwijsbestel. Daar is het de hoogste tijd voor. In mijn binnenkort verschijnende boek Gevormd of vervormd? Een pleidooi voor ander onderwijs verken ik die benodigde herziening uitgebreid. Ook besteed ik ruim de helft van het boek aan een betoog waarin ik duidelijk maak dat er een onhoudbare visie onder ons huidige onderwijsbestel ligt.
of vanuit een energetisch perspectief
onderwijs-systematiek:
1. kan niet worden geschapen of vernietigd,
2. ‘t was er altijd,
3. is er altijd geweest,
4. alles wat altijd bestond bestaat altijd
5. het neemt vorm aan,
6. doorloopt vorm en
7. verlaat vorm