Onderwijsvernieuwing is als dansen

Het meest verontrustend vond ik de reactie van staatssecretaris Dekker op het advies van de commissie Schnabel: “De vernieuwing van het onderwijs is een zaak van de lange adem. Het zal meer dan één kabinetsperiode vergen om het tot een succes te maken.”

In deze reactie ligt de vergissing besloten die niet alleen het beleid rondom de onderwijsvernieuwing op het verkeerde been zet, maar die ons ook gevangen houdt in een ondeugdelijk idee over wat onderwijs is en wat het te maken heeft met het leven in onze hoogtechnologische en cultureel-diverse samenleving. We zijn zo gewend aan deze vergissing dat we hem voortdurend over het hoofd blijven zien:

De vergissing te denken dat de kwaliteit van het onderwijs te maken heeft met wat er ná het onderwijs van overblijft.

Zo denkt de staatssecretaris dus ook dat de kwaliteit van het advies van het Platform Onderwijs2032 te maken heeft met hoe het onderwijs er in 2032 voor staat. Hoezo 2032? Zijn we er dan? Is het onderwijs dan af? Zijn we dan klaar? Of is dat slechts een willekeurig jaartal, eentje die wel lekker bekt, bedacht in 2014 omdat de kinderen die in dat jaar geboren zijn in 2032 het onderwijs zullen verlaten? Hoeven we ons dan om alle volgende cohorten geen zorgen meer te maken?

We krijgen de vergissing ook in beeld als we vragen stellen over het onderwijs zelf.

Is een leerling klaar als hij zijn diploma heeft? Als hij zijn proefwerk goed heeft gemaakt? Als hij een opdracht af heeft?

De product/proces vergissing is zo diep en diep ingesleten in ons denken over het onderwijs, dat we het niet eens meer merken. En dat terwijl iedereen weet dat we allemaal levenslang blijven leren, en dat we eigenlijk het meeste leren tijdens de eerste jaren ná onze opleiding. Iedere opdracht, ieder proefwerk, ieder tentamen, en ook ieder diploma is niet meer dan een rite de passage, een momentopname, een transfer, een doorgang van de ene fase naar de volgende. Aan leren komt immers geen einde en dat is ook helemaal de bedoeling niet.

Aan het leven, ja, aan het leven komt een einde. Vandaar dat we zo langzamerhand beginnen te begrijpen dat het niet zo zinnig is om de zin van het leven te zoeken in dat wat het leven komt. Waarom doen we dat dan wel met het onderwijs? Waarom zou dat zijn zin ontlenen aan wat er na het onderwijs van overblijft?

Iedereen begrijpt dat een prachtige symfonie zijn betekenis niet ontleent aan het slotakkoord. En natuurlijk ook niet aan de oorverdovende stilte daarna. Iedereen begrijpt dat je na het beeldhouwen inderdaad wel een beeld overhoudt, maar dat je na het dansen geen dans overhoudt. De dans, dat wat je maakt door te dansen, bestaat in het dansen. Het is het dansen zelf. Het proces is het product.

We kennen deze wijsheid wel. Natuurlijk. Het gaat om de weg, en niet om het doel.

Is het dan ondertussen niet de hoogste tijd dat we deze wijsheid eens op het onderwijs toepassen?

Onderwijs is geen beeldhouwen. Het is geen proces dat zich voltooit in een versteend product waaruit alle beweging verdwenen is. Onderwijs is als dansen. Het houdt alleen maar per ongeluk op. En tijdelijk. Zoals vroeger op een klassenavond, als de muziek afgelopen is en er even gezocht moet worden naar een nieuw plaatje.

Als je met oog voor deze dynamiek – die eigen is aan het leren – naar het onderwijs leert kijken, dan ga je ineens inzien dat diploma’s hele rare dingen zijn. Diploma’s doen namelijk alsof de stilte tussen twee dansen het hoogtepunt van het feest is. Diploma’s doen alsof onderwijs, alsof leren, zijn zin ontleent aan het ophouden met leren.

Laten we de rekenmeesters die houvast zoeken bij prestatie-indicatoren nu eindelijk eens wakker schudden. En van school verwijderen! Ze begrijpen immers niets van onderwijs.