Omgaan met grenzen

Het is vakantie. Bij uitstek de tijd om over je grenzen te gaan…

nadenken.

Op vakantie geven we massaal het vaste ritme van een werkdag op. We vergeten de dagen van de week. We verlaten het land, gaan dingen doen die we normaal niet doen, in een omgeving die we niet kennen. We steken onze grenzen over, laten ze achter ons om rond te lummelen in het rijk van de grenzeloosheid.

Wat doen we daar? Onze grenzen opzoeken? Ik deed dat wel, ongepland, op een mountainbike in de Vogezen. Ze lagen verraderlijk en frustrerend dichtbij, mijn grenzen. Op de eerste de beste helling struikelde ik er al over. Hijgend stapte ik af en duwde zwetend mijn fiets stap voor stap omhoog. En omhoog was veel verder dan het leek en duurde veel langer dan ik dacht, want na iedere bocht kwam er weer een bocht. Mijn ambitieuze plannen verdampten waar ik bij stond. Geen gevorderde tochten voor mij; ik moest me beperken tot “routes voor de hele familie”.

Interessant, en eigenlijk wel zo prettig, om zo snel een heldere grens te vinden. En om er vrede mee te kunnen hebben. Hartstikke mooi, hoor, die routes door de Vogezen voor de hele familie.

Maar hoe doe je dat met grenzen die maar mee blijven geven? Met grenzen die er helemaal niet zijn binnen het rijk van jouw mogelijkheden? Grenzen die je niet vinden kunt maar trekken moet?

Hoe doe je dat, met je grenzen omgaan, in een klimaat dat zo ambitieus is als het onkruid in mijn tuin? Hoe doe je dat als jouw grenzen echt niet te vinden zijn omdat je ze daarvoor eerst zelf zou moeten trekken? Hoe ga je met je grenzen om in een grenzeloze ruimte?

Daar moest ik aan denken toen ik terug van vakantie een tijdschrift over vernieuwend onderzoek in de post vond. Bladzijde naar bladzijde werd ik overdonderd door de meest fascinerende verhalen over de meest ambitieuze onderzoekers die de meest onvoorstelbare vergezichten in het verschiet hadden. Onverschrokken ontdekkingsreizigers waren het die naar manieren zochten om in zwarte gaten te kunnen kijken, grafeencomputers te ontwikkelen, darmen te laten groeien in een petrischaaltje, of in de oceaanbodem de geheimen van het klimaat te ontrafelen. Met iedere bladzijde die ik omsloeg voelde ik me kleiner worden, nietiger, onbeduidender. Wat verbeeldde ik me wel niet, met mijn pleidooi voor gezond verstand?

Waar moet je heen als je overal heen kunt? Waarom laat ik die zwarte gaten links liggen? Waarom raak ik niet overenthousiast van de risico’s van de tijgermug? Waarom interesseert de berekenbaarheid van de monetaire waarde van een douchelift voor gehandicapten mij niet?

Natuurlijk, iedereen heeft zijn eigen kleine niche en niemand hoeft ermee te zitten dat hij geen homo universalis meer kan zijn en dat iedereen weet dat niemand het totale overzicht heeft.

Maar juist daarom! Als dat zo is, hoe kan ik dan een niche kiezen? Ik kan er toevallig in terecht komen, ja, dat snap ik wel. Zoals je vroeger in Bemmel geboren kon worden en dan je leven lang niet verder kwam dan Elst, Gendt en Nijmegen. En Arnhem, misschien, als je daar een verre tante had wonen. Maar nu? Nu ga je voor een kopje koffie naar Amsterdam of Maastricht, een weekendje weg naar Praag of Barcelona, en in de zomer naar het andere eind van de wereld. Dat je in Bemmel geboren wordt geeft je geen enkele grens meer. En net zo min heb je een grens voor jouw niche omdat je vroeger toevallig een biologieleraar had die enthousiast vertelde over de tijgermug. Dat geeft jou tegenwoordig echt geen enkele reden meer om je niet te interesseren voor de monetaire waarde van een douchelift of de erfelijke aanleg voor dementie.

Met zijn allen, als mensheid, lijken we geen enkele grens meer te hebben. We kunnen alle kanten op, ambitieus en onverschrokken over de grenzen van ons weten gaan. Maar iets daaraan lijkt mij niet te kloppen, iets daaraan lijkt niet te passen bij de menselijke maat. Iets daaraan lijkt niet leefbaar voor mensen. Want ieder mens leeft alleen zijn eigen leven, met zijn eigen grenzen. En die lijken steeds willekeuriger te worden.

Vroeger woonden je vrienden bij jou in het dorp. Natuurlijk. Want als ze elders woonden zou je ze nooit hebben kunnen leren kennen. Dan hadden het natuurlijk ook nooit jouw vrienden kunnen worden. Maar nu met facebook kan iedereen jouw vriend zijn, waar ze ook wonen. Natuurlijk hou je geen leven meer over als iedereen jouw vriend is. Dus je moet een beetje selectief zijn. Maar op welke gronden?

En dat geldt ook in de wetenschap. Niemand kan alles weten, zelfs niet als alles te weten is. Dus je moet een beetje selectief zijn, je eigen grenzen trekken.

Maar op welke gronden kun je nu besluiten dat je iets niet wil weten?

Fijn dat het vakantie is. Voorlopig hoef ik nog niets met deze vraag.