Niet naïef denken als heersers, maar als debutanten

We hebben ons vergist. Verblind door een eeuwenoude Bijbelse traditie die ons heeft wijsgemaakt dat wij in Gods evenbeeld geschapen zijn om te heersen over al wat op aarde leeft, zijn wij als een van de laatst op aarde verschenen diersoorten gaan geloven dat wij de kroon op de evolutie zijn. Ons brein is immers het meest ingewikkelde en wonderbaarlijke orgaan dat het leven op aarde heeft voortgebracht, een orgaan dat ons in staat stelt de werkelijkheid te doorgronden en wetenschappelijk te verklaren. Wat kunnen wij anders zijn dan de voltooiing van het leven op aarde, een begeesterd leven dat – aldus Hegel – in ons zijn zelfbegrip en zelfexpressie heeft bereikt.

Arrogant en agressief

Ja, ja, wat een zelfoverschatting. En wat onvoorstelbaar naïef voor een soort die pas net komt kijken, die niet meer is dan een nieuwkomer, een prille debutant, een diersoort die het allemaal nog niet zo goed weet. Juist dat zou van zelfkennis getuigen: dat wij debutanten zijn op deze planeet die ons welkom heeft geheten en die zich nu – als ik me even permitteren mag om namens haar te denken –vertwijfeld zal afvragen waar ze aan begonnen is, waarom ze deze hufters überhaupt op aarde toegelaten heeft. Want hufters, ja, dat zijn we. Of beter: zo gedragen we ons. Als arrogante, intimiderende en agressieve wezens hebben wij zonder enige gêne de planeet totaal in beslag genomen, zonder aandacht te hebben voor de aanspraak die andere levensvormen zouden kunnen maken op hun deel van de beschikbare ruimte.

Deze uitgesproken egocentrische en autoritaire houding hebben de meest geprivilegieerden onder ons zich volkomen eigengemaakt. Alsof het menselijk bestaan inderdaad slechts om onafhankelijkheid en invloed draait en alsof onze planeet, in de woorden van Chomsky, niet meer is dan ‘een bodemloze hulpbron en een oneindige afvalbak’.

Cockpitdenken

Deze heerszuchtige houding gaat gepaard met wat ik cockpit-denken noem: het idee dat er ergens een bestuurskamer is waarin zich een dashboard bevindt en een verzameling knoppen. Op dat dashboard is alle relevante informatie gedetailleerd en volledig voorhanden, zodat de juiste koers bepaald kan worden. En aan die knoppen kan gedraaid worden, zodat heel het raderwerk ten goede van koers zal veranderen. Dit cockpit-denken versterkt de dominante visie op wetenschap als een voorziening die het dashboard met feiten vult, en op beleid als een kwestie van exclusief instrumenteel opgevatte rationaliteit. Maar het is juist ook dit denken dat van ons een bedreigde diersoort heeft gemaakt doordat het genadeloos bijdraagt aan de vernietiging van onze leefomgeving. En dat doet het niet alleen op de globale groene thema’s als klimaatcrisis, energiecrisis, teruglopende biodiversiteit en uitputting van de landbouwgrond, maar ook op de even zorgwekkende lokale en sociale thema’s als de toeslagenaffaire, de zorgkosten, het wantrouwen in de overheid en het opkomend populisme.

Verandering

We kunnen dit denken echter kantelen. In mijn zojuist verschenen boek En nu? De mens als bedreigde diersoort behandel ik elf mentaliteitsveranderingen die ik ons – optimistisch als ik ben – zie voltrekken.  Centraal in dat boek staat de verandering van heerser naar debutant. En hoewel dat nogal wat van ons verwaande zelfbeeld vraagt, ligt het vanuit het perspectief van de geologie behoorlijk voor de hand om ons als debutanten op te stellen, als wezens die voor het eerst in een bepaald scenario op het toneel verschijnen en die zich zullen moeten inspannen om te achterhalen waar het in dit nieuwe, vreemde scenario om draait.

Openheid

Debutanten hebben een maximale openheid nodig voor wat er om hen heen gebeurt en voor wat dat te betekenen heeft. Debutanten lijken nog het meest op peuters van een jaar of drie, die in de gaten hebben gekregen dat scenario’s op verschillende manieren kunnen verlopen en die daarom onverschrokken doorvragen waarom dit scenario hier en nu op precies déze manier verloopt. Waarom doen wij de dingen die we doen op de manier waarop we ze doen? Waarom accepteren we klakkeloos de rol die we denken te hebben? Omdat debutanten nog geen last van de macht der gewoonte hebben – ze hebben immers nog helemaal geen vaste gewoonten kunnen ontwikkelen – zijn zij bij uitstek in staat om onze stilzwijgende vanzelfsprekendheden aan het licht te brengen door ze te bevragen. Debutanten weten het best gebruik te maken van wat Aristoteles onze redelijkheid noemt, een vermogen dat ik herinterpreteer als onze opvoedbaarheid, het vermogen om aan te spreken én aangesproken te worden op wat wij denken en doen. Debutanten plaatsen hun eigen opvoedbaarheid op de voorgrond. En in het huidige tijdsgewricht lijkt dat meer dan terecht. Want laten we eerlijk zijn, we weten eigenlijk helemaal niet zo goed wat er om ons heen gebeurt en wat dat te betekenen heeft.

Er is wel wat empowerment nodig om de rol van debutant op ons te kunnen nemen, om op een onverschrokken manier bescheiden te kunnen zijn. Gesocialiseerd als we immers zijn in het verticale denken dat ons huidige onderwijsbestel doordrenkt, zullen we licht geneigd zijn te menen dat we als debutanten helemaal geen recht van spreken hebben, omdat we als debutanten onder aan de maatschappelijke ladder staan. Die empowerment kunnen we onze volgende generaties bieden, door ander onderwijs te organiseren, door het enthousiasme van onze driejarige peuters te bemoedigen, en vooral door in hen een voorbeeld voor ons allen te zien van de ontmoetingsreizigers die wij hadden kunnen worden.

Ontmoetingsreizigers

Ontmoetingsreizigers zijn een ander type avonturiers dan de ontdekkingsreizigers uit de zeventiende eeuw. Ontmoetingsreizigers gaat het niet om het vinden van materie, van grondstof, van land. Ontmoetingsreizigers verkennen de gespreksruimte, de ruimte van de taal, de ruimte van stemmen, andere stemmen, stemmen die gehoord, verstaan en begrepen kunnen worden. Als je luistert. Dat is een belangrijk, cruciaal verschil. Een fundamenteel verschil. En dat zit hem precies in het verschil tussen het vinden van iets en het vinden van iemand. Iets past altijd in jouw wereld. Iets heeft alleen van jou een betekenis nodig om te zijn wat het in jouw wereld is.

Maar als je luistert, doe je fundamenteel iets anders. Als je luistert, verken je het leven in jouw leefomgeving, dan betreed je een ander speelveld, een speelveld dat ook van anderen is, dat primair zelfs van anderen is. Daarom heb je als je luistert een andere mentaliteit nodig. Je hebt het vertrouwen nodig in de gastvrijheid van de ander en je moet maar hopen dat jouw improvisatietalent groot genoeg is om die gastvrijheid samen te kunnen realiseren. Ontmoetingsreizigers zijn de debutanten die het avontuur van het medemenselijke leven aan willen gaan. Ontmoetingsreizigers zijn de medemensen die we altijd al zijn, de fundamenteel sociale wezens die, in de woorden van Ubuntu, zijn omdat wij zijn. Maar ontmoetingsreizigers zijn ook reizigers. Ze vertrekken van huis, op weg naar het onbekende, of, beter, op weg naar de onbekenden, omdat ze thuis zijn waar hun hart is. Ontmoetingsreizigers blijven niet hangen in het ‘wij’ van de ingroup. Ze zoeken de ander, de anderen, omdat ze gefascineerd zijn door de onbegrensdheid van het leven en de onbegrensdheid van hun leefomgeving.

Onbegrensdheid

Voor de ontmoetingsreizigers is dat, anders dan voor Pascal, niet zozeer de onbegrensdheid van het heelal, van de oneindige ruimte en de oneindige tijd, maar de onbegrensdheid van onze sociale relaties, van onze interdependentie met al wat leeft. Het is de onbegrensdheid van de resonantie en de harmonie voorbij de horizon, die ook de horizon van toekomstige generaties is – oneindig veel meer, uiteindelijk, dan de zeven generaties die voor ons wellicht nog te behappen zijn. Natuurlijk kan dat, net als het oneindige heelal voor Pascal, buitengewoon intimiderend zijn. We zijn met zovelen! En het is onvoorstelbaar om ons te realiseren dat de meeste mensen nog niet eens geboren zijn. Zij zullen nog komen, op hun beurt als debutanten, over honderd, duizend, honderdduizend en zelfs miljoenen jaren.

In het licht van die oneindigheid opent zich een toekomst die iedereen kent die oprecht heeft stilgestaan bij het besef dat het nog maar een paar seconden voor twaalf uur is. Want wat gebeurt er om twaalf uur? Niets. Eigenlijk helemaal niets. Dat uurwerk is een uitvinding van ons en daar trekken de zon, de maan en de aarde zich helemaal niets van aan. Na twaalf uur begint er gewoon, volstrekt vanzelfsprekend, een nieuwe dag, en als je geen klok bij je hebt, zul je niet eens in de gaten kunnen hebben dat het al over twaalven is, dat de toekomst allang begonnen is. Een nieuwe dag voor de debutanten onder ons – voor iedereen, dus. Want debutanten in ons leven blijven we, zo lang als we leven. En als we eerlijk zijn, weten we ook dat allang. Om het met Milan Kundera te zeggen: de eerste repetitie voor het leven is immers het leven zelf al.

— Dit is een enigzins langere versie van een tekst die op 8 april 2024 is gepubliceerd op de website Sociale Vraagstukken