Tijdens de coronapandemie hing er een onwerkelijk vernieuwingsgezinde vibe in de onderwijssector. Iedereen was doordrongen van het besef dat we echt radicaal kunnen veranderen, dat we niet vastgeroest zitten in een onwrikbaar onderwijsbestel, dat we anders kunnen toetsen, anders kunnen doceren, anders kunnen ontwikkelen en vooral ook anders kunnen organiseren. Het waren hoogtijdagen voor ons improvisatietalent en bijna iedereen zal met meer of minder verbazing hebben kunnen constateren dat we allemaal tot veel meer improvisatie in staat zijn dan we tot dan toe gewend waren.
Maar helaas, helaas… Corona was nog nauwelijks uit ons dagelijks leven verdwenen of het vertrouwen in en het enthousiasme voor innovatie verdween als sneeuw voor de zon. Vrijwel niets bleef er over van die onvermoede vergezichten en van het besef dat een radicaal andere insteek van ons onderwijs een reële mogelijkheid is.
Wat is er gebeurd?
Hier is een vermoeden dat ik een verdere verkenning waard vind. Tijdens de coronapandemie moesten wij – in de gevleugelde woorden van Mark Rutte – “met 50% van de kennis 100% van de besluiten nemen”. Totale controle was geen optie. We hadden moed nodig, lef en, inderdaad, improvisatietalent. Dat werkte fantastisch – althans vanuit het perspectief dat vernieuwing noodzaak is.
Maar in de woorden van onze premier klonk ook een alarmbel door. Het leek alsof we enorme risico’s namen, omdat we ogenschijnlijk afweken van de normaaltoestand, namelijk dat we normaal gesproken slechts besluiten nemen als we over 100% van de kennis beschikken. Die impliciete boodschap is blijven hangen: laten we, als het maar even weer kan, dit soort gevaarlijke risico’s vermijden en streven naar beslissingen die we kunnen borgen met 100% van de kennis. En verder doordenkend langs deze lijn: als dat betekent dat we nog maar 50% van de beslissingen kunnen nemen, laten we dat dan accepteren. Want 100% van de kennis: daar gaat het om!
De rest kunnen we raden. We investeren weer als van ouds in het vergroten van onze kennis en schuiven risicovolle beslissingen voor ons uit. Dom genoeg, voeg ik hier met spijt aan toe, omdat 100% van de kennis helemaal niet bestaat en we dus de kans om iets belangrijks te leren van deze goede crisis totaal verprutst hebben.
Iedereen die enigszins vertrouwd is met persoonlijke, emotionele, intieme relaties met anderen weet dat 50% van de kennis het allerhoogst haalbare is. Want die ander is er ook nog, die heeft zijn of haar perspectief natuurlijk ook in te brengen en die zal hoe dan ook anders aankijken tegen dat wat in de relatie op het spel staat. Die ander is immers geen radio, wasmachine of koffiezetapparaat. Je kunt je partner niet aan- of uitzetten. En je zou ook niet willen. Maar je zou ook niet eens kunnen, al zou je willen. 100% van de kennis bestaat namelijk niet –zelfs niet van het meest eenvoudige systeem dat we zouden kunnen bedenken.
Neem deze eenvoudige schakeling. Er lijken maar twee toestanden mogelijk: AAN of UIT. Indien AAN, dan is de stroomkring gesloten en zal de lamp branden. Indien UIT, dan is de stroomkring open en kan de lamp niet branden. Maar toch is er in realiteit altijd nog een derde toestand: KAPOT.
Die derde toestand opent een in principe oneindig reservoir van alternatieve mogelijkheden. Daar ga je met je kennis. Want je kunt in abstracto een eindig systeem definiëren dat in een telbaar aantal interne toestanden kan zijn, maar van geen enkel reëel systeem kun je de toestand “KAPOT” uitsluiten, maar dat is een toestand die slechts kenbaar is als je de totaliteit van het systeem als een totaliteit kunt denken. Onder bepaalde voorwaarden kan dat lukken voor zoiets kleins en bescheidens als een schakeling met een voedingsbron, een lamp en een schakelaar. (Dit noemt Nancy Cartwright ‘nomological machines’ – zie haar The Dappled World: A Study of the Boundaries of Science, Cambridge: Cambridge University Press, 1999.)
Maar mensen zijn geen nomological machines, en onderwijssituaties al helemaal niet. Als jouw partner, of jouw klas of leerling, niet doet wat jij verwacht is er geen enkele aanleiding om te denken dat je partner, of jouw klas of leerling “KAPOT” is, en zelfs als je dat wel denkt, geeft dat je nog helemaal geen bruikbare kennis.
Tijdens de coronapandemie wisten we, en accepteerden we, dat we geen 100% kennis hadden en het is wellicht precies dat gebrek, die onwetendheid, die toentertijd onze kracht was. Zullen we die kracht weer proberen te veroveren op onze krampachtige controledwang? Zullen we van 50% onwetendheid weer een intellectuele deugd maken? Wie weet wat er dan aan onderwijsvernieuwing mogelijk wordt.
Laat ik hier, ten slotte, aan toevoegen dat we alleen aan ons improvisatietalent niet genoeg hebben. Er is een veel radicalere mentaliteitsverandering nodig om minder destructief met elkaar en onze leefomgeving te leren omgaan. Over een hele waaier aan mentaliteitsveranderingen gaat mijn nieuwe boek En nu? De mens als bedreigde diersoort.