Een goed verstaander heeft aan een half woord genoeg. Maar dat wil nog niet zeggen dat een goede schrijver ook aan een half woord genoeg heeft. En ook niet aan drie. Dat had de koppenmaker van het AD zich woensdag jl. moeten realiseren.
Natuurlijk, één van de doelen van de krant was ongetwijfeld om eens even lekker flink de aandacht te trekken met deze drie even suggestieve als controversiële woorden. En inderdaad, bij de kop hoort een artikel waarin de journalist met behulp van een aantal deskundigen en 800 woorden iets probeert te maken van wat niemand begrijpt: de recente terroristische aanslagen in Europa.
Het is een kop die tot denken aanzet. Dat is er positief aan. Maar het vraagteken staat op de verkeerde plaats en het is jammer dat de journalist geen filosoof heeft geraadpleegd. Want die, zo zou je toch denken, hebben van denken hun beroep gemaakt.
Het denken heeft het in de publieke opinie tegenwoordig echter maar moeilijk. Want het moet in 800 woorden gebeuren. In 140 tekens. En met een ronkende kop.
Maar als het over terrorisme gaat is niemand een goed verstaander. Een half, drie, of 800 woorden: het is niet genoeg. En hoewel het woord “Marokkanen” echt een begrip dreigt te worden, zoals dat dan heet, is het juist alleen nog maar een woord, een woord dat iedere betekenis heeft verloren, omdat het talloos veel verschillende betekenissen oproept bij talloos veel verschillende mensen. Als een woord en het bijbehorende begrip zó ver van elkaar vervreemd zijn geraakt, dan heeft het geen zin meer om zomaar wat te roepen, dan is het geen tijd meer voor opinies, voor meningsuitingen, maar de hoogste tijd voor een veel trager, veel belangrijker en veel bedachtzamer proces: meningsvorming.
De kop, en ook het bijbehorende artikel, draagt aan die meningsvorming niet bij. Maar toch doet hij wel wat goeds. Want juist die kop benadrukt dat wij met zijn allen iets belangrijks met elkaar delen, de zekerheid, namelijk, dat niemand nog een goed verstaander is als het woord “Marokkanen” wordt gebruikt.
Je kunt je kop in het zand steken en steriel beweren dat “Marokkanen” slechts verwijst naar de inwoners van Marokko, of althans naar diegenen met een Marokkaans paspoort, of althans naar diegenen wiens ouders of voorouders in Marokko zijn geboren. Maar dat is naïef. “Meaning is use”, zei Wittgenstein al lang geleden. Je zou daarom ook de omgekeerde beweging kunnen maken en het woord reserveren voor terroristen, of althans voor iedereen die met minachtend geweld ons gepriviligeerde, veilige, rijke, Westerse leventje bedreigt. Misschien dat we zo alle onschuldige Marokkanen kunnen beschermen tegen opruiend taalgebruik.
Maar kijk dan nog eens goed naar die formulering. Drukt die helder, eenduidig, en overtuigend uit hoe het woord “Marokkanen” door de lezers van het AD verstaan wordt of moet worden? Ik geloof daar niets van. De kwestie gaat veel dieper: we hebben überhaupt geen idee meer of het woord nog wel op een coherente manier gebruikt kán worden. Het begrip waar het woord naar verwijst is zijn begrenzing kwijt.
Een filosoof die nadenkt zou dat hebben geconstateerd en zou het vraagteken op de juiste plaats zetten. “Marokkanen?”
En spring nu niet onmiddellijk naar een overhaaste conclusie. Ik betwijfel niet dat veel van de daders van de aanslagen Marokkanen zijn. Ik benadruk alleen maar dat dit gegeven ons opzadelt met een groot vraagteken. “Marokkanen? Wat bedoel je?
Dit is een urgent probleem. Een filosofisch probleem. Het lijkt op het probleem waarmee Duchamps de esthetica opzadelde, toen hij een pisbak naar een museum zond voor een expositie. Kunst? Wat bedoel je?
Alleen is het filosofische probleem waar het AD ons op wijst veel belangrijker. Het raakt aan de kern van de Europese cultuur. Het dwingt ons na te denken over onze hedendaagse pluriforme samenleving. Het laat ons daarbij vooral zien dat het tijd is voor meningsvorming. Voor denken. De tijd van onnadenkende meningsuitingen is voorbij. Definitief, wat mij betreft.