U kent misschien de vergelijking van Francis Bacon die in 1620 de moderne wetenschapper met een bij vergeleek. Een wetenschapper, aldus Bacon, is geen spin die van zijn eigen hersenkronkels een coherent web bouwt zonder dat duidelijk is of hij daar de wereld mee kan vangen. En hij is ook geen mier die stomweg data verzamelt zonder idee over hoe je die data moet ordenen. Nee, de moderne wetenschapper is een bij. Hij maakt honing, een volstrekt nieuw product waarin noch de inbreng van de natuur noch de inbreng van de bij als zodanig is terug te vinden. Honing is de gekende natuur, geen vernuftig model dat alleen op onze supercomputer, de Dell R920, draait, en ook geen willekeurige verzameling data die voor ons door Research Data Netherlands bewaard wordt. De gekende natuur is onze intelligibele leefwereld – een product van wereldwijd samenwerkende weldenkende mensen. Een product dat voor ons is wat honing voor de bijen is.
Het is een mooie vergelijking die gemakkelijk verkeerd te begrijpen is, omdat wij enerzijds metafysisch nogal naïef zijn en anderzijds geneigd veel te instrumenteel te denken. Daardoor zien we over het hoofd wat een universiteit nu echt zo bijzonder maakt. Laat ik dat toelichten aan de hand van drie analogieën.
Op de eerste plaats kun je denken dat de honing die we produceren een theoretisch model van de werkelijkheid is. Dat model is niet de werkelijkheid zelf, maar is de blootgelegde ordentelijkheid van die werkelijkheid. Deze orde zullen wij uiteindelijk volkomen transparant kunnen articuleren. Daar dragen al onze publicaties aan bij, bibliotheken vol. Dankzij dit model zullen wij de werkelijkheid naar onze hand kunnen zetten. Dit is het klassieke verhaal: de universiteit produceert kennis. Het is een nogal naïef verhaal, omdat het ons en de wereld uit elkaar trekt op een manier die wat Bacon betreft bij honing juist niet mogelijk is. Het model van de wereld is immers niet het ding zelf. Het is niet meer dan een accurate replica van de echte, kenbare wereld.
We kunnen daarom op de tweede plaats misschien beter met een instrumentele interpretatie komen: wetenschappers produceren de middelen van bestaan van de menselijke soort. Bijen hebben honing nodig om te leven, en zo hebben mensen technologie nodig. Die technologie was lange tijd uiterst gebrekkig, vandaar de beroerde levensstandaard tot ver in de negentiende eeuw. Maar dankzij de wetenschappelijke revolutie beschikken wij tegenwoordig aan de Radboud Universiteit bijvoorbeeld over een supermagneet van absolute wereldklasse. Daarmee kunnen we een onvoorstelbaar sterk magneetveld opwekken. Dat is nodig om onderzoek te doen naar de opbouw van eiwitten, de constructie van micro-electronica, de eigenschappen van grafeen, enzovoort. Om een lange omweg af te korten: onze huidige levensstandaard en levensduur hebben wij te danken aan dit soort hoogwaardige laboratoria.
Maar er is nog een derde analogie, eentje die de universiteit niet als een exportbedrijf van kennis en technologie ziet, maar als een intelligibele leefwereld op zichzelf. Er is geen institutie zo stabiel en vitaal als een universiteit. De bakker op de hoek bestaat al niet meer, evenmin als Vroom & Dreesman. Banken zijn misschien te groot om snel om te vallen, maar zij vallen wel permanent in andere handen, fuseren voortdurend en bereiken als ik het goed begrijp binnenkort toch hun uiterste houdbaarheid. Maar tussen al die flexibele veranderlijkheid staan de universiteit fier overeind. Al honderden jaren. En inderdaad: wat een buitengewoon duurzame saamhorigheid hebben wetenschappers door de eeuwen heen weten te organiseren! Hun onbaatzuchtige en levenslange liefde voor de waarheid heeft ten lange leste geleid tot zoiets fascinerends als, bijvoorbeeld, de Nijmeegse campus waarop het European Magnetic Field Laboratory maar één van de vele laboratoria is. Dat we daar de handen voor op elkaar hebben gekregen. Subliem! Daar kunnen hedendaagse staten nog heel wat van leren. En de VN ook.
Want hoe schrijnend is het dat we zo jammerlijk falen in de bestrijding van zoiets simpels als diarree, een ongemak waaraan jaarlijks nog steeds meer dan 2 miljoen mensen doodgaan. Dat heeft natuurlijk alles te maken met het ontbreken op het wereldpolitieke podium van een onbaatzuchtige en levenslange liefde voor ieders welzijn. Die liefde zouden wij als universiteit moeten proberen te exporteren, in plaats van het vermarkten van kennis en technologie. Want een universiteit is geen kennisproducent. Het is vooral een leefwereld vol liefdevolle, onbaatzuchtige, kritische weldenkendheid. Toch?