Staatssecretaris Van Rijn weet het mooi te formuleren in de brief die hij begin deze week aan de Tweede Kamer schreef: “In de zorg staan mensen centraal, niet de systemen.”
Je zou het graag willen geloven. Maar wat zou het kunnen betekenen? En zou het waar kunnen zijn?
Ik heb vooral moeite met dat woordje “de”. Het is namelijk nog niet zo lang geleden dat het woord ‘zorgen’ vooral in het meervoud voorkwam. En daarnaast als werkwoord. Je had zorgen. En daar moest je voor zorgen. Dat was zo’n beetje het alledaagse idee van een doodgewoon mensenleven: iemand die zich met toewijding bekommert om zijn lot.
Maar de tijden veranderen en er ontstond anonieme zorg. Er ontstond een zorgstelsel, dat waar je tegenwoordig over spreekt als je het woord ‘zorg’ gebruikt. Met een bepaald lidwoord ervoor: de zorg. De zorg is een gebureaucratiseerde zelfverhouding. De zorg heeft iets raars met ons gedaan. Ze heeft ons opgeknipt in enerzijds mensen die schijnbaar alleen maar de kommernis hebben (de mensen met zorgen) en anderzijds mensen die schijnbaar alleen de toewijding hebben (de mensen die zorgen). Daarmee zijn we niet alleen van elkaar, maar vooral ook van onszelf vervreemd, om het met een parafrase op Marx te zeggen. Waar toewijding enerzijds en kommernis anderzijds ooit gewoon keerzijden van dezelfde medaille waren – dat wat het leven van jouw leven de moeite waard maakte – daar hebben we nu als het ware twee halve levens, het ene dat toewijding nodig heeft en het andere dat toewijding verstrekt. Zo’n half leven is natuurlijk niet te leven. Het is een abstractie, een idee, een product van een institutie, van de objective Geist, om het met Hegel te zeggen.
En in de zorg vervreemden we ons nog een stap extra van onszelf en van ons leven omdat we de anonimiteit serieus nemen: als eerlijke, onpartijdige, neutrale bureuacraten spannen wij ons in om twee anonieme helften samen te voegen, zonder aanziens des persoons. We brengen de mensen met zorgen in contact met mensen die zorgen, maar zien er daarbij op toe dat het alleen maar om de zorgen gaat: om de kommernis die een label krijgt (spataderen, angststoornis, verslaving, autisme) en om de toewijding die evidence based intervention gaat heten (thuiszorg, therapie, medicijnen). Door alleen op die zorgen te letten, geanonimiseerd en dus zonder aanziens des persoons, kunnen we de zorg hanteerbaar maken voor de overheid, een interessante, belangrijke, maar ook buitengewoon gemankeerde betrokkene. De overheid beschikt namelijk maar over twee manieren om invloed uit te oefenen: regelgeving en financiën.
Stel je dat eens even concreet voor, hoe armzalig dat is als je zelf thuis je eigen leven leeft, met je toewijding en je kommer, dat je alleen maar iets zou kunnen doen met regels en geld. Thuis besef je snel genoeg dat je daarmee je problemen verdubbelt, omdat geld en regels alleen maar op een voorwaardelijke manier iets voor jouw zorgen kunnen betekenen. Als je het goed regelt en voldoende geld hebt, dan kan jouw toewijding een verschil maken. Maar je weet ook dat je je niet moet verkijken op een al te strenge interpretatie van de doel-middel relatie tussen geld en toewijding. Geld is noch een noodzakelijke noch een voldoende voorwaarde voor de kwaliteit van jouw zorgen voor jouw zorgen. Als je vooral voor je geld gaat zorgen is de kans groot dat je niet meer aan je zorgen toekomt.
Vandaar dat ik zo mijn zorgen heb over een staatssecretaris die het ongetwijfeld goed bedoelt, maar die het over de zorg heeft en alleen maar iets kan met regels en geld. Zou hij kunnen uitleggen wat hij bedoelt als hij zegt dat mensen centraal staan? Ik kan me er niets bij voorstellen. Het is me veel te abstract.