Eén van de manieren om de kwestie aan te vliegen is door te betogen dat we doorgaans de verkeerde vraag stellen. De vraag is namelijk niet wat er werkt, maar wie er werkt. Dat is een belangrijk verschil. Een methode kan niet zonder gebruiker. Je hebt niets aan geavanceerd gereedschap als je de vaardigheid niet ontwikkeld hebt om dat gereedschap goed te gebruiken. En het belangrijkste punt van deze constatering is het inzicht dat je die vaardigheid niet kunt vervangen door nog meer gereedschappen.
Laat ik dit punt uitwerken aan de hand van de metafoor van het wiel. Het is gemakkelijk in te zien dat je pas iets hebt aan een wiel als je beschikt over een vervoersmiddel waarmee in feite niet meer mis is dan dat er een wiel ontbreekt. Maar als je al over zo’n vervoersmiddel beschikt, dan hoeft het wiel natuurlijk niet meer uitgevonden te worden. Dan is er al voorondersteld dat het wiel allang uitgevonden is, en dat de karakterisering van jouw probleem parasiteert op het ontbreken van een concreet wiel aan jouw fiets, kar of kruiwagen. Maar doet die vooronderstelling recht aan die situaties waarin je het vermoeden hebt dat iemand het wiel opnieuw aan het uitvinden is? Ik denk het niet.
Wat zijn dat namelijk voor situaties? Het gaat natuurlijk niet om kinderen die leren lopen, die leren praten, of die zelf leren eten. Dat zijn vaardigheden die iedereen nu eenmaal zelf moet ontwikkelen en het feit dat anderen die vaardigheid zelf allang ontwikkeld hebben, het kunnen voordoen of zelfs gerichte instructies kunnen geven, maakt voor de sprong die die kinderen zelf moeten maken niet veel uit. Zij zijn bezig met een wiel, om het een beetje cryptisch te zeggen, dat nu eenmaal telkens opnieuw door ieder mens zelf uitgevonden moet worden.
Vanuit het perspectief van die kinderen lijkt de ontwikkelingssprong die ze maken overigens wel echt op die van de inwoners van Mesopotamië die – als de geschiedenisboekjes kloppen – de eerste waren die rollende boomstammen vervingen door een wiel dat draait om zijn as. Zo’n ontwikkelingssprong begint met een transformatie van het probleembewustzijn, met het ontdekken van een nieuw perspectief vanwaaruit het probleem ineens een heel andere vorm heeft. Dat klinkt veel ingewikkelder dan de prachtige opmerking van Johan Cruijff die op hetzelfde neerkomt: “Je gaat het pas zien als je het doorhebt!”
Die uitspraak van Cruijff is zelf wellicht het meest geschikt om het punt te verduidelijken dat ik wil maken. Als je al weet hoe de vork in de steel zit, dan heb je het wiel al uitgevonden en hoef je er alleen nog maar voor te zorgen dat je aan een wiel komt. Maar als je met een probleem zit waarvan je nog helemaal niet weet hoe je het precies moet karakteriseren, dan heb je niets aan het antwoord van iemand anders op een vraag die misschien de jouwe niet blijkt te zijn.
Hier is nog één manier om hetzelfde te zeggen. Mensen en situaties hebben allemaal hun eigen gebruiksaanwijzing. Die gebruiksaanwijzing krijg je er niet bij. Als je niet weet hoe je om moet gaan met sommige mensen of met sommige situaties, dan moet je die gebruiksaanwijzing zien te achterhalen. Dat is doorgaans een moeizaam proces waarin je met die ander in een gezamenlijk afstemmingsproces uiteindelijk die gebruiksaanwijzing zelf schrijft. Om het zo te zeggen: het is alsof je een onbekende printer hebt en daar een printerdriver bij nodig hebt, maar op de printer staat geen label zodat je niet weet wat het merk is en welk model je hebt. Ga dan maar eens op internet naar de juiste printerdriver zoeken. (Ik spreek uit ervaring….GRRR!!)
De algemene les is dit: mensen hebben door de eeuwen heen heel veel oplossingen ontdekt en ontwikkeld voor heel veel problemen. We zijn omringd door reuzen, om het zo te zeggen, maar als je nog niet kunt staan, dan kun je zeker niet op de schouders van die reuzen staan. Al die oplossingen zijn te beschouwen als wielen die al een keer uitgevonden zijn. Maar als je nog niet weet welk probleem jij precies hebt, dan heb je niets aan al die oplossingen. Dan moet je eerst zelf het wiel nog opnieuw uitvinden, er achter zien te komen waar je nu precies behoefte aan hebt, de ontwikkelingssprong zien te maken, je probleembewustzijn zien te transformeren. Je moet er dan eerst voor zorgen dat je het doorhebt. Want dan ga je het pas zien. Dan besef je pas dat je het wiel opnieuw uitgevonden hebt.
Dat doet me aan nog een laatste vergelijking denken: het leven wordt vooruit geleefd, maar achteruit begrepen.
Je moet het simpel houden, maar dat is nu juist zo moeilijk. En dat is logisch! (Cruijffiaans) Dat geldt ook voor leren. En in bovenstaande tekst gaat het vooral over de individuele leerontwikkeling. Op school zal die ook nog eens plaatsvinden in de groep. Ondanks of dankzij. Het is dan de kunst om de kracht van de groep constructief te gebruiken en ‘de bal het werk te laten doen’. Daarom moet je ruimte creëren en de boel niet dichtzetten. Uitgaan van kwaliteiten en werken met leerplezier, avontuur en uitdaging. Kortom: we komen vaak bij Cruijff uit.
Mooie column, Jan, ik hoop dat je wordt gelezen en begrepen.
Dank, Peter.
Ik hoop het ook.