Het blijft een van de meest fascinerende kanten van ons menselijk bestaan, dat wij emotionele wezens zijn. Het is een kant waarmee we het lang moeilijk hebben gehad, omdat we zo lang vertrouwd zijn gemaakt met wat gepresenteerd werd als een waarheid als een koe: dat wij uit geest en lichaam bestaan. Als je daar dan wat onfortuinlijke, Bijbelse praatjes aan toevoegt, zoals dat in onze Westerse cultuur honderden jaren gebruikelijk was, dan is het niet zo vreemd om met argwaan naar jouw emoties te kijken. Want je weet het maar al te goed. Jouw lichaam is zwak en gewillig. Het beest in jou gaat het liefst rücksichtslos zijn eigen gang. En het komt er dus op aan dat jouw geest sterk moet zijn, dat je je niet moet laten overrompelen door die onbetrouwbare boodschappers van morele zwakte: je emoties.
Er is inmiddels wel veel veranderd. Althans, aan het veranderen. Emoties horen er tegenwoordig immers helemaal bij. Emoties spelen misschien zelfs een hoofdrol in de morele dimensie van ons bestaan. Sla er het werk van wetenschappers als Hauser en Damasio, psychologen als Haidt en filosofen als Gibbard, Blackburn en Prinz maar op na.
Emoties kunnen daarnaast wellicht ook een hoofdrol spelen in het slechten van die vreemde scheur in ons bestaan, die verwarrende, onbegrijpelijke en misleidende kloof tussen lichaam en geest. Want emoties zijn lichamelijk maar ook mentaal. Emoties zouden wel eens de intrigerende vertegenwoordigers kunnen zijn van de heelheid van het menselijk bestaan: dat wij zowel natuurlijke, biologische organismen zijn als op het goede georiënteerde morele wezens. Dat wij niet op een ongemakkelijke en gespleten wijze zowel een lichaam als een geest zijn, maar gewoon hele wezens zijn, maar dan wel wezens die zich ten diepste emotioneel bekommeren om de kwaliteit van hun bestaan.
Ik geloof dat graag. Maar de traditie die het zo moeilijk met onze emoties heeft gehad, heeft zich tot in de kleinste vezels van ons bestaan genesteld, zoals ik onlangs merkte, toen ik een groep schooldirecteuren sprak.
Het waren allemaal vriendelijke, warme mensen, mensen die zichzelf gedachteloos presenteerden als gepassioneerd begaan met de kwaliteit van het onderwijs. Mensen die vanzelf in mijn sentimentalistisch humanistische straatje passen.
Maar toen ik ze een rollenspel liet spelen, gebeurde er iets fascinerends, iets dat mij verontrustte. Ze lieten hun emoties niet zien. Want in formele, zakelijke, juridisch beladen onderhandelingen zijn emoties een teken van zwakte, een uitnodiging, zo begreep ik, voor de andere partij om de macht naar zich toe te trekken. Doordat ze hun emoties echter niet lieten zien, speelde één hoogstverraderlijke emotie stiekem toch de hoofdrol. Niet zichtbaar. Niet bewust.
Maar toch.
Angst! Ze waren bang. En ze herkenden hun angst niet als een emotie die een rol speelde in hun gedrag. Daardoor realiseerden ze zich niet dat het een emotie is die ze bewust een rol zouden kunnen laten spelen in hun gedrag. En daardoor misleidden ze zichzelf, want ze dachten onterecht dat emoties alleen een rol spelen in je gedrag als je ze laat zien. Dat wilden ze niet, want dat komt zwak over.
Maar er is voor emoties een heel andere rol in ons gedrag. Emoties vertellen een belangrijk verhaal over dat waarover wij ons bekommeren in ons engagement met het scenario waarin wij ons bevinden. Dat verhaal kun je voeden door je emoties te cultiveren.
Daarover heb ik een hoofdstuk geschreven in Laat je niets wijsmaken. En dat hoofdstuk speelt – net als onze emoties – een hoofdrol in de denkvakantie die ik deze zomer in een prachtig Frans kasteel organiseer.
Je bent van harte uitgenodigd mee te gaan om je gezonde verstand (waar je emoties een belangrijk deel van uitmaken) een flinke stimulans te geven!