De eerste blog gaat over wat er gebeurt als iemand een interventie pleegt en daarmee het (leer)gedrag van een andere persoon beïnvloedt. De tweede blog gaat over de stelling dat gepersonaliseerd leren wezenlijk een kwestie van persoonlijke interactie is. De volgende twee blogs gaan ieder over één aspect van die interactie: over aandacht hebben voor hetzelfde in de derde en over luisteren in de vierde blog. In deze laatste blog van de serie gaat het over de kwaliteit van de persoonlijke interactie waarin het leren zich afspeelt. Die kwaliteit, zo betoog ik, kun je niet afleiden uit het resultaat van wat er geleerd is. Gepersonaliseerd leren is iets anders dan snel, efficiënt, effectief of productief leren.
Download de hele serie hier als één document.
In deze blog staat La Danse à Bougival van Pierre-Auguste Renoir centraal, een schilderij dat als geen ander gebruikt kan worden om het verschil duidelijk te maken tussen dansen en schilderen. Dat verschil gebruik ik graag om een onderscheid te verhelderen dat al gemaakt werd door Aristoteles, het onderscheid tussen poiesis (dat zoiets als ‘maken’ betekent) en praxis (dat zoiets als ‘handelen’ betekent). Als je schildert maak je iets, een schilderij, en op een gegeven moment is dat klaar, af. De activiteit, het schilderen, moet dan stoppen, want het schilderij is klaar. En hoe goed het schilderen gelukt is, hoe goed de kwaliteit van het maken is geweest, kun je aflezen aan de kwaliteit van het schilderij.
Maar dansen werkt anders. Als je danst, maak je niet iets, maar je handelt. Je realiseert al dansend iets, zo zou je wel kunnen zeggen, namelijk een dans. In overdrachtelijke zin zou je vervolgens wellicht kunnen zeggen dat de kwaliteit van het dansen afgelezen kan worden aan de kwaliteit van die dans. Maar dan maak je ook een ingewikkelde en overbodige omweg. De dans is immers niets anders dan het dansen zelf. Dat is duidelijk genoeg als je stopt met dansen. Want dan is, hup, de dans ook weg. Na het dansen blijft er niets van over. De kwaliteit van het dansen zit hem echt alleen maar en helemaal in het dansen zelf. Om van de kwaliteit van de dans te kunnen genieten, moet je door blijven dansen.
Het behoort tot het wezen van wat schilderen is, dat er een eind aan komt – als het schilderij klaar is. Daarentegen behoort het tot het wezen van wat dansen is, dat er geen eind aan komt, dat het altijd maar door gaat. Als het dansen stopt, wordt het in feite altijd voortijdig afgebroken.
Zo is het ook met leren. Leren lijkt op dansen, niet op schilderen. Leren gaat alsmaar door. Het heeft uit zichzelf geen eind. Als het leren stopt, dan wordt het altijd voortijdig afgebroken. Het behalen van een diploma is dan ook geen teken dat het leren voltooid is. Het betekent hoogstens dat het leren elders, in een ander scenario en op een andere manier door zal gaan. De kwaliteit van het leren lees je daarom ook niet af aan het resultaat van het leren, aan het geleerde, dat wat na het leren zogenaamd overblijft. Er blijft na het leren namelijk niets over, niets duurzaams. Vergelijk het maar met jouw conditie na het trainen. Ook die blijft niet duurzaam over. Om je conditie te behouden, moet je blijven trainen.
Doordat wij geneigd zijn leren op te vatten als opzettelijk schools leren, begrijpen we het permanente, voortgaande karakter van het leren zo slecht. Steeds opnieuw maken we weer de fout te denken dat leren op schilderen lijkt, iets dat klaar is als het geleerde is bereikt, als het diploma uitgereikt wordt en de tas aan de vlag opgehangen kan worden. (Verkoop dan ook je boeken maar. Nooit meer nodig. Geleerd is geleerd.)
Maar nee.
Leren is de manier waarop je omgaat met je omgeving, een betekenisvolle, aandachtige, verantwoordelijke, intelligente en responsieve manier. Leren is een intelligente en attente manier van leven, die bestaat in de ontwikkeling en de bekrachtiging van gewoonten. Daar kun je niet mee stoppen. Soms zakt de aandacht weg, dat wel. Soms zijn we liever lui dan moe. Dan leven we op routine, wat vaak goed gaat, maar dat toch een beetje lijkt op tijdens de pauze in een theater onnadenkend achter anderen aanlopen, op weg naar de koffie, om ineens te ontdekken dat je bij de toiletten bent beland.
Het is het duurzame, altijd maar doorgaande leren, dit intelligente en attente leven, dat bij uitstek gepersonaliseerd van aard zou moeten zijn. Het gaat immers om jouw leven. Het gaat om jouw dans die je met anderen danst. Zie het gebeuren, op dit schilderij van Renoir, een dans in Bougival, innig en intiem in flow, een dans zonder einde. Een dans die goed is, precies zoals een dans bedoeld is, leraar en leerling, gelijkwaardig op elkaar afgestemd, twee personen die ieder op hun eigen manier opgaan in die ene zelfde dans. Zie de ontroerende aandachtigheid van de man, zie zijn hand die de zwierende draai ondersteunt waar de jurk van de vrouw van getuigt. Zie haar hand in zijn nek, de duim bijna op zijn huid. Zie het genot van deze nooit eindigende dans. Dát is gepersonaliseerd leren: het door concrete personen realiseren van een gezamenlijke handeling, innig en attent opgaand in de uitdaging van het moment.
Heb ik hiermee van gepersonaliseerd leren iets anders gemaakt dan wat het gebruik van de term lijkt te impliceren? Ik hoop het niet. De term wordt meestal gebruikt om te wijzen op een individueel leertraject dat intelligent wordt begeleid door adaptieve software. Daardoor kan de leraar een beetje afstand nemen van de uniforme aanpak die zijn klas als een klas van hem vraagt. Dat zorgt voor de ruimte die nodig is om passende aandacht te besteden aan iedere leerling. Er schuilt een risico van verschraling in dit gebruik van de term, alsof het gaat om het vergroten van de afstand tussen de leraar en zijn leerlingen waardoor er een softwarepakket tussen hen in geschoven kan worden. Die verschraling moeten we ons niet laten opdringen. En dat hoeft ook niet. Die verschraling is niet eigen aan de term. Juist niet. Het leren wordt immers gepersonaliseerd.
Daar schuilt een belofte in die ik voorstelbaar heb geprobeerd te maken aan de hand van vijf beelden. In ieder beeld gaat het om concrete, op elkaar betrokken personen. Die personen hebben in hun interactie aandacht voor dat wat hun aandacht waard is. Daarmee wordt een persoonlijk leerproces op gang gebracht en gehouden. Dat is geen geïsoleerd proces. Het is fundamenteel juist een sociaal proces, een proces dat zich tussen personen afspeelt. Hun interactie is afgestemd op de behoeften van de leerling. Dat is precies de belofte die in de term schuilt: dat het leren een functie is van de behoeften van de leerlingen, en niet van de leerdoelen van de school.
Deze blog over gepersonaliseerd leren is heel duidelijk. Ik denk dat het onderwijs – besturen, directies en leerkrachten – deze manier van denken en handelen nog niet voldoende onderkennen. En doen ze dat wel – ik mag het hopen dat dit zo is – dan vergt het een geheel andere inrichting van het onderwijs; te beginnen bij het basisonderwijs en aansluitend al het vervolgonderwijs. Ik heb ook zo het vermoeden dat de politiek, de onderwijsminister Arie Slob en zijn ambtenaren als adviseurs het onderwijs, zoals in deze blog wordt omschreven c.q. beschreven zo niet zien of niet zien zitten. In de Bijbel – ik ben niet zo tekst vast hoor – staat zoiets als ‘ziende blind’ of een ‘blinde die de lamme leidt’. Dit gevoel heb ik bij de aanpak of inrichting van het huidige onderwijsbestel. Dat onderwijs funderend is, wordt niet gezien. Met name in het basisonderwijs kan er ook wel meer gebruik van vrijwilligers, stagiaires gemaakt worden als oplossing van het lerarentekort. Staat vandaag in verschillende kranten. Dus … volop werk aan de winkel.
Inderdaad, volop werk aan de winkel. Hand in hand, lokaal van onderen af en globaal van boven, zowel werken aan de mentaliteit (het zichtbaar maken en ondermijnen van stilzwijgende vanzelfsprekendheden; het geven van het goede voorbeeld) als aan de infrastructuur (het wegnemen van schotten en van drempels; het buitenspel zetten van papieren werkelijkheden; etc.).
De belofte die erin schuilt. Ik moet denken aan het verhaal dat Hanke Drop ooit schreef en voordroeg op een nivoz-onderwijsavond. Zij bracht de derde ruimte in, als zijnde een tussenruimte, the place where both can live. Een ruimte van potentie, waarin leven geboren wordt. Samenleven, samen leren, samen creëren . Maar alleen als je instapt, als persoon , als je verschijnt. Zie hier: https://nivoz.nl/nl/ruimtes-waarin-we-samen-kunnen-leven-oefenen-tussen-geduld-en-ongeduld
Ja, de tussenruimte van Winnicot en de symbolische interactie van Mead vormen de theoretische achtergrond van mijn analyses.
Belangrijk om dit onderwerp en specifiek de notie van ‘gepersonaliseerd leren’ verder te verkennen. Zie ook het werk van Pieter van der Ploeg (RUG) en van Masschelein & Simons.
Succes!
Masschelein, Jan, and Maarten Simons. “Het failliet van onderwijs op maat: naar pedagogische werkplekken.” Pedagogiek 39.3 (2019): 349-366.
Dank. Ik ga lezen.