De eerste blog gaat over wat er gebeurt als iemand een interventie pleegt en daarmee het (leer)gedrag van een andere persoon beïnvloedt en de tweede blog gaat over de stelling dat gepersonaliseerd leren wezenlijk een kwestie van interactie is. Deze derde blog gaat over het gezamenlijk aandacht hebben voor hetzelfde. Vervolgens zal de vierde blog over luisteren gaan, en de laatste blog van de serie zal ten slotte gaan over de kwaliteit van de persoonlijke interactie waarin het leren zich afspeelt.
Download de hele serie hier als één document.
In deze derde blog staat het beeld centraal van twee personen die elkaar wijzen op ogenschijnlijk precies hetzelfde fenomeen. Het beeld laat een buitengewoon interessant, typisch menselijk vermogen zien. Cognitiewetenschappers noemen het joint attention, het delen van aandacht voor hetzelfde. Fascinerend aan bovenstaand beeld is dat wij, de toeschouwers van wat zich hier voordoet, niet kunnen zien waar de vrouw en de jongen naar wijzen. Beiden proberen zij de aandacht van de ander te vestigen op iets dat zijzelf zien. Omdat wij niet kunnen zien waardoor hun aandacht nu zo enthousiast gegrepen is, kunnen wij ons met gemak voorstellen dat zij heel verschillende dingen zien. Het scenario lijkt zich af te spelen in een dierentuin en wie weet is het inderdaad het geval dat de jongen een heel klein en schattig olifantje ziet dat zich half achter zijn moeder verschuilt terwijl de vrouw een grote olifant ziet die met zijn slurf een wortel te pakken heeft en die in zijn bek stopt. Allebei interessant en allebei de moeite van de aandacht waard.
“Oh, kijk, mama, dat kleine olifantje daar.”
“O ja, wat schattig. En zie je daar die grote olifant? Die stopt met zijn slurf een wortel in zijn bek. Zie je dat?”
Stel nu eens dat deze twee personen geen gemeenschappelijke taal tot hun beschikking zouden hebben over het object van hun aandacht. Stel dat ze alleen kunnen wijzen, verbaal desnoods, met verwijswoorden. Stel bijvoorbeeld dat de vrouw wiskundelerares is en dat zij de jongen wijst op de Stelling van Pythagoras. De jongen ziet het niet, maar hij ziet wel een heel kleine 2 die half boven een ‘a’, een ‘b’ en een ‘c’ zweeft. Wat grappig! Maar wat doet dat kleine 2’tje daar? Of stel dat het om een zangles gaat en de leraar probeert zijn leerling aan te sporen om zijn keel te openen. “Doe eens alsof je heel verdrietig bent. Dat je jammert als een klein kind. Probeer maar. Voel je dat? Voel je dat je zo je keel opent? Dat helpt om met veel meer klank te kunnen zingen.”
De derde les voor ons begrip van gepersonaliseerd leren is aan de hand van bovengenoemd beeld niet zo heel moeilijk in te zien. Gepersonaliseerd leren vertrekt vanuit de aandacht van de leerling. Altijd. En de uitdaging voor de leraar die een leerdoel voor ogen heeft, is om die aandacht van de leerling om te buigen naar dat waarvan hij vindt dat het de aandacht van de leerling verdient. Dat is een interventie, en zelfs als je als leraar een helder leerdoel voor ogen hebt en precies weet welke les jij je leerlingen wilt leren, dan nog gaat dat alleen lukken als je de aandacht van jouw leerlingen kunt vangen. Dat kun je klassikaal proberen te doen, maar dat lukt alleen als jij aandacht kunt afdwingen voor het onderwerp van jouw aandacht. Dat is iets anders dan de aandacht van jouw leerlingen vangen. En dat is nog weer heel iets anders dan jouw les te laten vertrekken vanuit de aandacht van jouw leerlingen.
Dat laatste kun je alleen maar gepersonaliseerd doen, omdat er in geen enkele leerlingpopulatie zomaar sprake is van ‘de aandacht van jouw leerlingen’. Let op het enkelvoud en het meervoud: de aandacht in enkelvoud, leerlingen in meervoud.
No way.
Vergeet het maar. De spontane aandacht van jouw leerlingen is nooit op één-en-dezelfde zaak gericht. Ook niet als jij ze op die zaak wijst.
Iedere leerling heeft immers zijn eigen perspectief, zijn eigen aandacht. Iedere leerling wijst, om het zo te zeggen, zelf ook. Net als de jongen op de foto. Als leraar kun je je verbeelden dat de leerlingen in jouw klas allemaal naar hetzelfde wijzen, zoals de vrouw en de jongen op de foto. Maar dat is alleen omdat die zogenaamde ene zaak zelf niet in beeld is.
Als gepersonaliseerd leren mogelijk is, dan gaat het om het aanbieden van een les die afgestemd is op de aandacht van de leerling. Een les zelfs die vertrekt vanuit die aandacht. Daar heb je aandachtige leraren voor nodig, leraren met een pedagogisch, meer nog dan een didactisch talent.
Het is nog maar de vraag of je software zou kunnen ontwikkelen met zo’n pedagogisch talent, met het vermogen te zien waar de aandacht van de leerling naar uitgaat en het daarop aansluitende vermogen die aandacht om te buigen naar het onderwerp van jouw les. Zonder zulke software lijkt leren met behulp van een scherm en een toetsenbord helemaal niet op gepersonaliseerd leren. Het is op zijn best geindividualiseerd leren, maar waarschijnlijk niet meer dan een geïsoleerde training. Dat kan prima zijn voor het bereiken van sommige leerdoelen.
Maar het heeft niets te maken met gepersonaliseerd leren. Want dat is leren dat zich tussen personen afspeelt, personen die hun aandacht weten te delen, personen die zien wat de ander ziet.