In deze serie blogs besteed ik grondig en weloverwogen aandacht aan het begrip ‘gepersonaliseerd leren’. In ieder blog zal ik een beeld centraal stellen aan de hand waarvan ik iets zal proberen duidelijk te maken over wat er gebeurt als personen met elkaar omgaan en in die omgang leren teweeg brengen. Want daar gaat het om in gepersonaliseerd leren: dat is leren dat zich tussen personen afspeelt.
De eerste blog gaat over wat er gebeurt als iemand een interventie pleegt en daarmee het (leer)gedrag van een andere persoon beïnvloedt. Deze tweede blog gaat over de stelling dat gepersonaliseerd leren wezenlijk een kwestie van interactie is. De volgende twee blogs zullen ieder over één aspect van die interactie gaan: over aandacht hebben voor hetzelfde in de derde en over luisteren in de vierde blog. De laatste blog van de serie zal gaan over de kwaliteit van de persoonlijke interactie waarin het leren zich afspeelt.
Download de hele serie hier als één document.
In deze blog staat het beeld centraal van twee personen die een bal overgooien. Links zien we een vrouw – laten we zeggen: de leerkracht – en rechts een kind dat ik de rol van leerling zal geven. De leerkracht en de leerling gooien een bal over, maar ik kan ook voorzichtiger beginnen en zeggen dat er een bal tussen hen in zweeft. Die bal is uiteraard van de één onderweg naar de ander. Maar wie heeft hem dan gegooid?. Vermoedelijk – dat was tenminste bij mij het geval – zal je denken dat de bal door de leerkracht gegooid is en dat de leerling hem probeert te vangen. Maar probeer de andere optie eens te zien – stel je eens voor dat de leerling de bal heeft gegooid en de leerkracht hem probeert te vangen. Dat kost, frappant genoeg, niet al te veel moeite. Gooien en vangen lijken, althans, zoals gevangen in deze foto, behoorlijk op elkaar. Ik vind dat interessant. En relevant. Als je samen aan het overgooien bent, doe je allebei ongeveer hetzelfde: degene die gooit is al gooiend bezig met het vangen van de ander, en degene die vangt is al vangend bezig met het gooien van de ander. De leerkracht en de leerling produceren samen een overgooi.
Het moet ook samen. Niemand kan in zijn eentje overgooien. Overgooien doe je echt met elkaar. Iemand kan natuurlijk wel in zijn eentje een bal in de richting van een ander gooien. Maar als die ander totaal niet bezig is met die bal, als hij die bal niet aan ziet komen en geen enkele poging onderneemt om die bal te vangen, dan is dit geen kwestie van overgooien geweest. Om over te kunnen gooien heb je de oprechte samenwerking nodig met iemand die de bal probeert te vangen. Je kunt een bal wel naar een vogel of een lantaarnpaal gooien, maar je kunt hem niet naar een vogel of een lantaarnpaal overgooien. Overgooien is iets anders dan gooien. Gooien kan iemand alleen, dat is een zelfstandige taak die één persoon op zich kan nemen. Maar overgooien kun je niet alleen. Dat werkwoord kan alleen in het meervoud correct gebruikt worden. Wij gooien over.
Alle menselijke interactie lijkt qua vorm op overgooien. Het komt alleen in het meervoud voor. Gepersonaliseerd leren is – zo heb ik in de eerste blog van deze serie beweerd – een kwestie van interactie. Gepersonaliseerd leren komt dus ook alleen maar in het meervoud voor. Dat zou je misschien niet verwachten, omdat velen de term associëren met een leerling die achter een computer wordt gezet en die vervolgens alleen maar lijkt te interacteren met een softwarepakket. In de beeldspraak van het overgooien lijkt dit dan wellicht het meest op iemand die een bal tegen een muur gooit en die de terugkaatsende bal steeds zelf probeert te vangen. Maar dat is wat mij betreft nu precies een misleidend beeld van wat er gebeurt als er sprake is van gepersonaliseerd leren. Dat is namelijk geen individueel of geïsoleerd leren, maar een kwestie van leren waarbij personen betrokken zijn.
Personen zijn wezens die redenen kunnen geven voor wat ze doen en die om redenen kunnen vragen als zij te maken hebben met wat een andere persoon doet. Redenen zijn interactieve gegevenheden. Zij helpen de interpretaties articuleren waarvan sprake was in de vorige blog, de duidingen die uitingen, positioneringen en uitnodigingen zijn.
Cruciaal hierbij is het begrip ‘interpretatie’. Dat heb je nodig, ook als je een zelfstandige leerling bent die achter een computer is gezet. Stel het je voor: je krijgt vragen en moet antwoord geven. Die antwoorden zijn goed of fout. Dat is geen kwestie van mechanische conditionering, zoals bij de hond van Pavlov, die een associatie aanleert tussen het geluid van een bel en de kwijl in zijn bek. Het is een kwestie van begrip, van het aanleggen van een normatief verband tussen de betekenis van de vraag en de betekenis van het antwoord. Als je begrijpt waarom het goede antwoord goed is, kun je de reden geven waarom het goed is en kan jou naar die reden gevraagd worden. Dat normatieve verband moet in de software aangebracht zijn. Door een persoon. En het moet door het kind gevolgd en begrepen kunnen worden. Als een persoon. De software nodigt het kind uit om in te stemmen met zijn positionering als een correct of een niet-correct lerend kind.
Het is die uitnodiging die persoonlijk is, die een gepersonaliseerde interactie is, die betekenis zichtbaar en mededeelbaar maakt. En het gaat me hierbij om die mededeelbaarheid. Een kind dat in zijn eentje achter een computer bijvoorbeeld Franse woordjes leert, is helemaal niet met gepersonaliseerd leren bezig, tenzij en voor zover hij zijn successen en fouten delen kan met een andere persoon. Om het in termen van de vergelijking met het gooien te zeggen: als de leerling alleen maar met de software in de weer is, volstrekt op zichzelf aan zijn eigen lot overgelaten, bij wijze van spreken in een isoleercel in de Jeugdzorgplus, dan is hij alleen maar aan het gooien, niet aan het overgooien. Overgooien gebeurt als de leerling, bijvoorbeeld na vijftig goede woordjes, opkijkt en de blik van de leerkracht weet te vinden. Die knikt hem even bemoedigend toe en de leerling glimt van trots.
Dát is het moment van overgooien, dat is het moment waarop de leerling iets leert, gepersonaliseerd leert. Het is die bemoedigende knik die een uiting, duiding, positionering en uitnodiging is, in reactie waarop de trotse glimlach van de leerling eveneens een uiting, duiding, positionering en uitnodiging is. De beschikbaarheid van de leerkracht, diens erkenning en bevestiging, is wat gepersonaliseerd leren maakt tot wat het is: een interactie waarin leren gebeurt omdat de leerkracht met zijn reactie de prestatie van de leerling tot een lering maakt, een geslaagde overgooi. Dat kan de leerling niet alleen, net zo min als de leerkracht in zijn eentje kan lesgeven.
Overgooien is een prachtige metafoor voor wat er tussen leraar en leerling gebeurt. Kijk nu, in coronatijd, in het park hoe tweetallen met elkaar badmintonnen of beachballen ( met houten rackets een sqaushbal heen en weer slaan). Let vooral op het moment dat de ralley stopt. Wie voelt zich verantwoordelijk voor de mislukking: degene die de laatste of de voorlaatste of de gemiste slag uitvoerde? Meestal wordt er wat onverschillig weg gekeken. Zelden wordt excuses aangeboden of geanalyseerd waar het fout ging. Een leraar weet dat een niet gevangen bal voornamelijk ligt aan degene die hem aangooide. Een goede leraar kan elk kind een bal laten vangen. De kunst van goed onderwijs is dat de overgooier leert zich mede verantwoordelijk te voelen voor het vangen van de ander. Omdat samen overspelen zo moeilijk is, kiezen de meeste tennissers om maar wedstrijdjes te spelen, zodat elke verkeerde slag toch nog voor iemand een punt oplevert. Overgooien, samen tennissen/badmintonnen/beachballen/frisbee-en enz is een prachtige metafoor om te zien dat we samen in de activiteit verbonden zijn.
Zo is het maar net.
Overigens ging het vroeger met badminton op de camping altijd om samen zo veel mogelijk slagen te maken. Dat was een gezamenlijke wedstrijd tegen onszelf, op weg naar een beter gezamenlijk record.
Je ziet dat samenspelen natuurlijk ook in teamsporten.
Dank Jan voor het raken van een van de kernen van gepersonaliseerd leren. Benieuwd naar je volgende blogs.
Het is goed dat nu ook eens door een filosoof en niet door een onderwijskundige goed wordt nagedacht over het begrip ‘gepersonaliseerd leren’. In mijn boeken ‘Utopia: naar ander onderwijs. Document voor de toekomst’ (Gompel&Svacina, 2018) en in Onderwijs in blauw’ (Gompel&Svacina, 2019) heb ik ‘gepersonaliseerd leren’ beschreven als het varen onder een valse vlag. Onder de vlag van ‘gepersonaliseerd leren’ wil men een leerling in principe regisseur en vormgever van zijn eigen leerproces laten zijn. In dit verband heb ik ook verwezen naar Philipp Abraham Kohnstamm, hoogleraar pedagogiek in Amsterdam, die al in 1929 het begrip personalisme op de onderwijskaart zette. Uit zijn werk blijkt heel duidelijk dat naast de persoonlijke verantwoordelijkheid van het individu het gezichtspunt van de ander niet mag worden vergeten. Het gaat om een ‘ik-jij-betrekking’. Het een en ander hangt ook samen met onze kijk op vrijheid. Dank Jan voor jouw bijdrage.
Mooie metafoor. Gebruik zelf de term personaliseren van leren. Geeft meer aan dat het een proces van co-creatie is tussen lerende en leerkracht.
@jan Ik ben in dit kader benieuwd naar je volgende blog. Tot nu toe gaat het alleen nog over de samenwerking tussen leerkracht en leerling.
Die samenwerking blijft wel een centraal thema, maar de volgende twee blogs zullen gaan (1) over het samengaan van de perspectieven van leerling en leerkracht, en (2) de rol van het naar elkaar luisteren.
Daar ben ik het niet mee eens. De blog gaat volgens mij niet alleen om samenwerking maar om samenwerking met inhoud. Je hebt een leraar Frans nodig om de uitnodiging te kunnen ontwerpen en in het woordjes leren van de leerling te herkennen wat er (in)correct is. Anders gezegd: Het gepersonaliseerde ‘overgooien’ wordt pas interessant als de leraar er just in time een nieuwe werptechniek introduceert. Of de leerling tipt eens te proberen om zo anders te gooien dat er meer afstand overbrugt kan worden en de leraar op grotere afstand kan gaan staan. Die tips zijn gebaseerd op kennis en ervaring met werptechniek en didactiek.
Er is in deze blog dus al meer aan de hand dan samenwerking alleen.
Maakt me niet niet minder nieuwsgierig naar het vervolg overigens!
Dank je, Femke. Klopt.
(Ik heb je typo maar even gecorrigeerd.)
De voorbeelden die je hier geeft benadrukken overigens vooral het initiatief van de leraar. Dat suggereert een asymmetrie die – ook als het om inhoud gaat – niet op deze manier nodig is. Ook de leerling kan voor interessante initiatieven zorgen in zijn omgang met de inhoud. Daarover zal de volgende blog gaan.
Deze metafoor maakt ook duidelijk dat een leraar niet 30 ballen tegelijk kan overgooien, zelfs niet 10. Leerlingen verschillen in hun manieren van overgooien en dat vraagt ook variatie in ballen en in snelheid van gooien.
Precies!
Prachtig hoe door dit schrijven de definitie van gepersonaliseerd leren, zoals die vaak wordt uitgelegd, volkomen op zijn kop wordt gezet door de ‘persoon’ in ‘gepersonaliseerd leren’ terug te plaatsen. Gepersonaliseerd leren wordt inderdaad vaak gezien als individueel leren, maar leren is nooit individueel. Als je er op deze manier naar kijkt, wordt gepersonaliseerd leren ineens een heel ander vooruitzicht, waar volgens mij niemand ‘voor’ of ’tegen’ hoeft te zijn, maar waarvan zowel de lerende als de leraar kan genieten en voldoening uit zal halen.
Dat is mijn bedoeling, inderdaad. Gepersonaliseerd leren verdient het om centraal te staan in al het onderwijs.