Wat is het jammer dat politici zich met het onderwijs mogen bemoeien.
Dat is toch echt de eerste verzuchting die bij me opkomt als ik demissionair staatssecretaris Dekker hoor zeggen dat “de verbetercultuur langzaam maar zeker in het onderwijs is aangeslagen”.
Want hoe is het eigenlijk gekomen dat ons onderwijs er zo beroerd aan toe is? Omdat politici er zich mee zijn gaan bemoeien (al in de jaren ’60) en niet de moed hebben gehad om het onderwijs gewoon over te laten aan het veld zelf, aan de mensen die er verstand van hebben. Of beter nog, en belangrijker: aan de mensen die er hart voor hebben. Meer heb je voor goed onderwijs namelijk niet nodig!
Dat is niet naïef bedoeld. En het betekent ook niet dat ik niet veeleisend durf te zijn, of dat ik het onderwijs wil overlaten aan zomaar wat liefhebbers. Helemaal niet. Wie dat denkt, die permitteert zich te veel lichtzinnigheid over wat we bedoelen met “ergens hart voor hebben”. Zo iemand onderschat de kracht die liefde is. En zo iemand overschat het vermogen van bureaucratische regelgeving om die liefde te kunnen vervangen.
Probeer dit maar eens te begrijpen in termen van iets of iemand waar jijzelf daadwerkelijk van houdt. Denk als politicus bijvoorbeeld even aan de partij waar je van houdt. Of, als dat in deze opportunistische tijden gemakkelijker is, aan de loopbaan waar je van houdt. Of desnoods aan je partner of je kinderen. Daar ga je voor door het vuur, toch? Daar informeer je je over. Daar span je je voor in. Daar wil je alles over weten, alles wat nodig is om ervoor te zorgen dat jouw geliefde partij, je loopbaan, je partner of kind zal floreren.
Zo is het ook met onze leerkrachten en docenten. Die houden van hun werk, van hun leerlingen en van het ontwikkelingsproces dat ze zich zien voltrekken onder hun aandacht en inzet. Die docenten gaan door het vuur voor hun leerlingen, hun school en hun baan. Ze zullen zich net als jij uitgebreid informeren over wat die leerlingen nodig hebben als het tegen lijkt te zitten, als het leren niet lukt, of als de verveling of de frustratie toeslaat. En dat doen ze omdat ze van hun leerlingen en hun baan houden. Ze doen het niet omdat het moet. Ze doen het niet omdat ze zich moeten verantwoorden tegenover hun teamleider, hun directeur of de inspectie. Tegenwoordig doen ze het waarschijnlijk vooral ondanks de controlerende blik van hun teamleider, hun directeur of de inspectie.
Die liefde zijn onze politici gaan dwarszitten. Onder het mom van hun verantwoordelijkheid voor onze gemeenschapsgelden.
Dat verdelen van die gelden is niet gemakkelijk. Dat begrijp ik heel goed. Ik benijd de politici niet, vooral niet omdat ze zo weinig invloed hebben op de echte grote geldstromen. Ze moeten zich behelpen met de salarissen van leerkrachten, verpleegkundigen, politieagenten en soldaten. Tja.
En omdat ze hun keuzes ook nog moeten verantwoorden, heb je na vijftig jaar politieke inmenging echt wel een overtuigend beeld neergezet. Onderwijzend personeel verdient niet veel.
Gelukkig maar dat we als samenleving van hun bevlogenheid hebben kunnen blijven profiteren. Zullen we dat eens omzetten in klinkende munt? Dat zal vast niet zomaar kunnen in de vorm van een flinke salarisgroei. Maar daar gaat het ook niet om. Misschien dat er in de politiek langzaam maar zeker een verbetercultuur kan aanslaan. Hoe mooi zou het immers niet zijn als politici zouden leren beseffen wat het betekent om ergens hart voor te hebben. Echt ergens voor door het vuur gaan, ondanks de controlerende blikken van kiezers en financiers. Daar ontbreekt het aan in de politiek, denk ik vaak. Aan liefde. En aan besef van de kracht van liefde.