Onze automatische piloot maakt achteloos gebruik van drie verschillende soorten verwachtingen:
- causale verwachtingen, die over oorzaak en gevolg gaan: als ik zó tegen de bal trap, zal de bal dáár terechtkomen
- instrumentele verwachtingen, die over doel en middel gaan: als ik een goal wil scoren, moet ik op het doel schieten
- normatieve verwachtingen, die over verplichtingen en bevoegdheden gaan: als ik vals speel, wordt mijn tegenstander terecht boos
Doorgaans weten we heel goed welke soort verwachtingen we hebben, ook al kunnen we dat niet precies zo benoemen. Dat we dat weten, kunnen we afleiden uit de reacties – van anderen maar ook van onszelf – die opgeroepen worden door verwachtingen die niet uitkomen.
Dit klinkt abstract, maar ik heb hierover met veel voorbeelden een duidelijk verhaal geschreven in mijn boek over gezond verstand: Laat je niets wijsmaken.
Die verschillende soorten verwachtingen spelen een belangrijke rol in ons gezonde verstand. Naast deze verwachtingen wordt de hoofdrol gespeeld door ons vermogen de onderzoekende houding aan te nemen. Dat doen we als een verwachting niet uitkomt.
Mijn boek is een pleidooi voor deze onderzoekende houding, die, zo betoog ik, in onze huidige samenleving onder druk staat. Zij staat op verschillende manieren onder druk, en een prachtig concreet voorbeeld van waar dit toe kan leiden, lees ik zojuist in de Volkskrant. Het gaat over een actie van Joël Veltman, voetballer van Ajax, in de wedstrijd tegen Sparta. Ik citeer:
Op de beelden is te zien dat Veltman inhield en veelbetekenend wees naar Traoré, om aan te geven dat hij wilde wachten tot de aanvaller weer zou opstaan. Zijn tegenstander Iván Calero trapte erin en keek even achterom. Veltman maakte daar dankbaar gebruik van en ging er met de bal vandoor.
De Nederlandse én de buitenlandse pers vallen over Veltman. “Schokkend”, “Ongelooflijk onsportief”, “Valsspeler”. Zijn actie wordt scherp veroordeeld. The Telegraph noemt het zelfs de “onsportiefste actie ooit”.
In een reactie noemt Veltman het “een slimmigheidje”.
Bertrand lag op de grond en ik dacht: hier ga ik gebruik van maken. Daarop deed ik net alsof ik de bal uit zou schieten. Toen keek die jongen om en op dat moment dacht ik: Ik ga er gewoon langs. Ik weet ook wel dat je hier niet de schoonheidsprijs voor krijgt, maar meer dan een slimmigheidje was het niet.
Het gaat mij hier niet om al die oordelen. Voetballers leven net als alle bekende mensen onder een vergrootglas. Dat lijkt me vervelend genoeg, vooral omdat de media steeds duidelijker laten merken dat zij hun gezonde verstand nauwelijks meer gebruiken. Want de onderzoekende houding nemen de journalisten niet meer in: een verwachting die niet uitkomt wordt onmiddellijk onnadenkend veroordeeld.
Maar veel erger vind ik eigenlijk de nonchalance waarmee Veltman zelf de zaak afdoet, een nonchalance die laat zien dat hij het onderscheid niet meer maakt tussen enerzijds een instrumentele en anderzijds een normatieve verwachting. Blijkbaar is Veltman zo totaal een kind van zijn tijd – en daarmee van zijn puur commerciële en opportunistische voetbalwereld – dat hij niet eens meer beseft dat er een verschil is tussen sportiviteit en doelmatigheid. Blijkbaar gaat het alleen nog om winnen en niet meer om er met elkaar een mooie en goede wedstrijd van te maken. Dat is jammer.
Maar het is ook dom. Veltmans actie is helemaal geen “slimmigheidje”. Je kunt namelijk alleen maar je doel bereiken, alleen maar winnen – een voetbalwedstrijd winnen – als je met elkaar kunt voetballen. Belangrijker dan het winnen is het met elkaar verdedigen van een levensvorm: voetbal. Voetbal kan alleen bestaan als je min of meer gelijkwaardige teams in het veld kunt brengen, die aan elkaar gewaagd zijn, en elkaars tegenstanders kunnen zijn, juist doordat iedereen zich vanzelfsprekend inzet om er een mooie, eerlijke, sportieve wedstrijd van te maken.
Het verwarren van instrumentele en normatieve verwachtingen is het ondermijnen van cultuur, van samenlevingsvormen. Vandaar ook dat ik in het vijfde hoofdstuk van Laat je niets wijsmaken betoog dat een puur commerciële cultuur ten dode opgeschreven is.
Dat zijn grote woorden. Ik vind ze passen bij zo’n kleine actie als die van Veltman. Zijn actie is geen slimmigheidje.
Het is de hoogste tijd voor meer gezond verstand. In het voetbal. In de media. In onze gehele commerciële en opportunistische wereld.