Een buurman sprak me laatst aan. Ooit studeerde hij Frans, in Nijmegen, maar hij was al jaren werkzaam bij een supermarktketen. Hij vertelde mij dat hij zijn Alma mater had benaderd omdat hij een vernieuwend idee had over stagemogelijkheden binnen zijn bedrijf. Maar het was hem niet gelukt een samenwerking op gang te brengen. Wat ik ervan vond dat er in zo’n dynamisch domein als het wetenschappelijk onderwijs zo weinig ondernemingszin te vinden was.
Tja.
Ik had, daar op de stoep, wel een paar ingevingen. En gaandeweg ontstond een goed gesprek.
Ik gaf hem allereerst graag gelijk dat het wetenschappelijk onderwijs een dynamisch domein is. En ik verzekerde hem dat er aan de universiteit veel mensen rondlopen met ondernemingszin, ook in het onderwijs. Maar hij wist natuurlijk net als ik dat een universiteit een logge instelling is waarin iedere vernieuwing op moet boksen tegen ingesleten patronen, stevig verankerd in de structuur van secties en faculteiten, en bovendien ook in de verwachtingen van de maatschappelijke context; nationaal en internationaal. Ga er maar aan staan. Vernieuwing is iets voor pioniers, zoals eertijds in het Wilde Westen, en nu op het internet. Maar het is niets voor de traditionele academische wereld.
Die constatering beviel mijzelf overigens niet. Ik hou mijzelf graag voor dat ik iedere dag een nieuwe wereld binnenstap en permanent blijf leren.
Dus ik deed er een schepje bovenop en hekelde een structuur die mij een doorn in het oog is: de nadruk op diploma’s. Universitair onderwijs is gebouwd rondom opleidingen die tot een diploma leiden en die daaraan hun financiering ontlenen. Zo’n diploma pretendeert een objectief getuigschrift te zijn. Iedereen die eenzelfde diploma heeft, weet en kan in principe hetzelfde. Waar en wanneer dan ook. Dat vraagt nogal wat van de opleiding waarin zo’n diploma geborgd is. Hoe kun je nu los van de persoonlijke eigenaardigheden van de instromende studenten garanderen dat de uitstromende alumni allemaal precies hetzelfde weten en kunnen? Nog afgezien van de vraag waarom je dat überhaupt zou willen, dwingt de ernst van de borging van diploma’s het universitaire onderwijs tot een unificering die met de huidige aantallen studenten volkomen belachelijk is. Die unificering leidt tot een enorme starheid.
Dat had mijn buurman gemerkt. Iedereen vond dat hij een intrigerend idee had dat letterenstudenten een mooie kans zou bieden om hun fascinatie voor taal te benutten bij het verkennen en betreden van de arbeidsmarkt. Maar ja, hoe zou dit ingepast kunnen worden in de opleiding? Wie zou als interne stagebegeleider kunnen functioneren? En hoe zou het leerproces bewaakt en beoordeeld kunnen worden? Wat voor meetbaar eindresultaat zou bereikt kunnen worden?
Mijn buurman had iets geopperd over de gecombineerde ontwikkeling van commerciële en linguistische talenten. Maar ja, hoe zou dat in te passen zijn in de eindtermen van de opleiding?
Het was op niets uitgelopen.
En zo pratend kwamen we op een dorpsgenoot die we allebei kenden en die onlangs gestopt was met een masteropleiding waaraan zij aanvankelijk enthousiast begonnen was. Het was een vergelijkbare teleurstelling, al ging het bij haar niet om een vernieuwende bijdrage aan het academisch onderwijs. Zij was afgehaakt, omdat zij wel graag veel wilde leren, maar niet geïnteresseerd was in de leerdoelen van de opleiding die zij daarvoor moest volgen. Zij was alleen in sommige studieonderdelen geïnteresseerd. Daarom was ze naar de studie-adviseur gestapt en had om maatwerk gevraagd.
Diens reactie was verbijsterend. Wie ze dacht dat ze was? En wat ze dacht dat een universiteit was?
Ik weet het niet.
Maar zouden we als universiteit niet iets moeten proberen te betekenen in de sfeer van het duale, levenslange leren?