Dit stukje schreef ik als een reactie op een mooi stuk van Harmen Ghijsen en Tim Miechels, dat verscheen op Bij Nader Inzien, en dat een analyse is van de misverstanden tussen wetenschappers en Flat Earthers, mensen die geloven dat de aarde plat is.
‘Wetenschap’ is een vreselijk dubbelzinnig woord. Er zijn minstens drie heel verschillende betekenissen die altijd maar weer door elkaar gebruikt worden. Die drie verschillende betekenissen leiden tot drie verschillende demarcatieproblemen (dat is het woord dat sinds Popper gebruikt wordt voor het maken van een onderscheid tussen wat wel wetenschap is en wat niet).
1. Met ‘wetenschap’ wordt vaak verwezen naar de verzameling antwoorden op kennisvragen waar we behoorlijk zeker van zijn, zo zeker dat ten eerste eigenlijk niemand de moeite neemt ze serieus te betwijfelen en ten tweede nagenoeg iedereen er in zijn weloverwogen plannen en projecten vanuit gaat dat deze antwoorden correct zijn. We veronderstellen daarbij dat die verzameling min of meer heldere grenzen heeft en dat er voldoende deskundigen zijn die deze verzameling antwoorden (of delen daarvan) kennen. Als we ‘wetenschap’ op deze manier gebruiken gaat het demarcatieprobleem over de vraag of een bepaald antwoord lid is van de bedoelde verzameling.
2. Maar ‘wetenschap’ wordt ook vaak gebruikt om te verwijzen naar wat er aan universiteiten gebeurt of aan universiteiten bekend is of voor waar doorgaat. Dit is een sociologisch gebruik dat vooral gebruikt wordt om deskundigen en leken van elkaar te onderscheiden. Gebruiken we ‘wetenschap’ op deze manier dan gaat het demarcatieprobleem over wie epistemische autoriteit toekomt.
3. Wat mij betreft de meest plausibele manier om ‘wetenschap’ te gebruiken is ermee te wijzen op een specifieke onderzoeksmethodologie. Dan gaat het om een transparante, systematische, principieel te verantwoorden manier van omgaan met vragen. Gebruiken we ‘wetenschap’ op deze manier dan gaat het demarcatieprobleem over hoe je naar antwoorden op je vragen behoort te zoeken. Cruciaal daarbij is de aanname dat je wetenschap bedrijft als je op een volstrekt overtuigende manier kunt uitleggen dat het de wereld is die antwoord geeft en dat jij (en dus wij) de wereld daarbij volstrekt niets in de weg of in de mond heeft gelegd.
Deze aanname brengt minstens twee complicaties met zich mee: 1) het moet altijd een antwoord zijn op een vraag die wij stellen en dit zou de wereld kunnen hinderen of beïnvloeden; 2) het zijn altijd mensen die in een onderling gesprek overeenstemming moeten zien te krijgen over de transparantie van de methode die de wereld het mogelijk heeft gemaakt om onze vragen te beantwoorden.
Wat dat betreft treffen we in het hart van de wetenschap dezelfde problematiek aan als de problematiek waar schriftgeleerden en gelovigen mee worstelen als ze iets moeten maken van de Openbaring. Salman Rushdie schreef er zijn Duivelsverzen over.
Vanwege deze complicaties zie je de eerste twee betekenissen van ‘wetenschap’ steeds weer op de voorgrond treden. Dat zijn namelijk betekenissen die dit lastige probleem verhullen, hetzij op naïef ‘objectivistische’ wijze, hetzij op naïef ‘sociologische’ wijze.