Veel van onze problemen kunnen in een algemene en abstracte vorm gegoten worden. Maar frappant en significant genoeg is dat een vorm die ieder probleem juist wijst op zijn eigen bijzondere en concrete oplossing. Dit is de vorm die ik bedoel:
Geef niet te vroeg op, maar ga ook niet te lang door.
Ik noem een paar voorbeelden van grote hedendaagse maatschappelijke problemen waarvan je onmiddellijk snapt dat ze deze algemene en abstracte vorm hebben. Mensen die bijvoorbeeld de pech hebben dat ze met lichamelijke, verstandelijke of emotionele beperkingen behept zijn, verdienen onze aandacht, steun en zorg. Dat is een waarheid als een koe en die is in de jaren vijftig van de vorige eeuw heel goed begrepen. We hebben daar onze verzorgingsstaat aan te danken en bijna alle problemen die we daar vandaag de dag mee hebben, kunnen begrepen worden in termen van bovengenoemde slogan. Want we zijn te lang doorgegaan met het ongebreideld en financieel onvoorwaardelijk aanbieden van een alsmaar groeiend zorgpakket. En we hebben ons vertrouwen in de eigen kracht van sociale netwerken te vroeg opgegeven.
Of neem de run op hoger onderwijs die mij zelf nogal een doorn in het oog is. We zijn te lang doorgegaan met het stimuleren van de dwanggedachte dat jongeren een zo hoog mogelijke opleiding zouden moeten ambiëren. En we hebben onze waardering voor eerlijke ambachten veel te vroeg opgegeven.
Of kijk naar de politiek. Die arme politici zijn al veel te lang doorgegaan met hun eigen marketing om nog geloofwaardig te zijn als strijders voor onze idealen. En wij hebben ons geduld in de langzame weg van de wandelgangendiplomatie waarschijnlijk veel te vroeg opgegeven.
Zo kan ik doorgaan.
Wat interessant aan deze vorm is, is dat hij ons wijst op een vermogen dat een belangrijke component is van ons gezonde verstand: ons oordeelsvermogen. Het is een vermogen dat geen algemene regels volgt of voorschrijft, dat zich niet laat automatiseren, een vermogen waarvan de werking niet met behulp van algoritmes beschreven kan worden, maar dat toch simpel en eenduidig is, hoewel het zich in iedere nieuwe situatie weer op een nieuwe manier laat gelden. Dit oordeelsvermogen kan niet vervangen worden door geavanceerde, statistische bewerkingen. Het gaat er juist aan vooraf. En het volgt er op. Het is normstellend. Steeds opnieuw en steeds anders.
Ieder mens is vertrouwd met dit vermogen, al was het maar in de vorm van de ontdekking van het eigen gebrek aan inzicht in de juiste maat. Omdat we steeds te laat naar bed gaan. Of juist te vroeg doorzappen.
Iedere kunstenaar is er vertrouwd mee. Omdat scheppen alles te maken heeft met het vinden van de juiste maat der dingen: van niet te veel verf, maar ook niet te weinig; niet te veel detail, maar ook niet te weinig; niet te veel woorden, maar ook niet te weinig. Iedere kunstenaar zal zich tevens realiseren dat die balans in ieder kunstwerk weer ergens anders ligt. Zoals dat ook voor ieder mens in ieder probleem zo is: of het nu om afvallen gaat, of om leren leven met diabetes, het kiezen van een zorgverzekering, het corrigeren van je kind of het stemmingmaken tegen, of voor, Europa.
Er is verbazend genoeg echter een domein binnen onze moderne samenleving waar je dit vermogen het meest zou verwachten maar het juist toch steeds minder lijkt aan te treffen. Dat is het domein van de wetenschap en van het beleid dat zich baseert, of hoopt en denkt te baseren, op wetenschappelijke kennis.
Ik weet niet goed hoe dat komt, al heb ik wel een vermoeden. Daarover schreef ik mijn boek Laat je niets wijsmaken. Ik vat het hier in een ongenuanceerde notendop samen: zowel leken als deskundigen worden door de moderne wetenschap onterecht aangemoedigd te geloven dat er ‘zuiver weten’ bestaat, weten dat niet het stempel draagt van denkende subjecten die ergens onderweg hebben moeten besluiten om niet te vroeg op te geven, maar ook niet te lang door te gaan.
Gebruik deze column overigens liever niet om mij neer te sabelen en af te serveren. Geef mij niet te vroeg op. Lees liever eerst mijn boek. Als dat niet te veel van je vraagt.