Het was een onmogelijke opdracht voor Monique Hindriks, de moderator van debatcentrum De Balie die op 30 mei 2023 het gesprek tijdens de debatavond ‘Red het onderwijs’ in goede banen moest zien te leiden. De avond was bij De Balie ingekocht door de actiegroep Red het onderwijs in samenwerking met het Nederlands Mathematisch Instituut, een commercieel bijlesbureau dat zich van een misleidende naam bedient en ongetwijfeld voldoende omzet maakt om deze avond mede te financieren.
Het eerste debat van de avond werd ingeleid door Paul Kirschner, emeritus onderwijspsychologie en lid van de organiserende actiegroep. Kirschner zette de zaal op het verkeerde been door een tegenstelling te creëren tussen enerzijds romantici die klaarblijkelijk van mening zijn dat je in het onderwijs kinderen het best aan hun lot kunt overlaten omdat zij zich dan natuurlijkerwijze uit zichzelf ontwikkelen, en anderzijds degenen die op basis van wetenschappelijke inzichten zorgen voor zo effectief en efficiënt mogelijk onderwijs.
De valse tegenstelling was aan mij niet besteed. En ook het debat met mijn collega Anna Bosman – die terecht opmerkte dat wij fijne collega’s zijn die het goed met elkaar kunnen vinden (als wij het maar niet hebben over directe instructie) – verliep niet soepel. Maar het minst kon ik met de vraag van de moderator die blijkbaar gesteld moest worden: “Maar voor alle duidelijkheid, ben je nu voor of tegen directe instructie?”
Tja, zo zonder context en zonder idee over het waartoe vond ik deze vraag net zo onzinnig als de vraag ‘Ben je voor of tegen de zaag?’ Als ik een plank moet doorzagen, ben ik natuurlijk helemaal voor de zaag, maar als ik een schilderijtje moet ophangen of een IKEA-kast in elkaar moet zetten… Nee, dan natuurlijk niet.
Ik verbaas mij keer op keer over de bewustzijnsvernauwing die optreedt als de leden van Red het onderwijs beginnen over directe instructie. Alsof er niet meer in de gereedschapskist van de leraar hoeft te zitten dan een zaag. En om in die metafoor te blijven: het doet er wat mij betreft uiteindelijk helemaal niet toe hoeveel en hoe goed en hoe gevarieerd gereedschap je aan de leraar meegeeft als je niet doorhebt dat het belangrijkste instrument van de leraar de leraar zelf is. Dat maakt spreken over evidence-informed onderwijs ook altijd zo kwetsbaar. Want al die evidence is noodzakelijkerwijs verzameld in situaties buiten de klas van de leraar, in talrijke andere klassen waar andere leraren zich hebben laten bestuderen terwijl zij – al dan niet in de controlegroep – een interventie hebben uitgeprobeerd. Maar als al die leraren zelf het belangrijkste werkende bestanddeel zijn geweest van die interventie, waar gaat die evidence dan uiteindelijk over?
Die wetenschapsfilosofische kwestie werd niet besproken en dat is ook helemaal niet zo erg. Er werd veel meer niet besproken. Het is de hele avond niet gegaan over het pedagogische klimaat. Het is niet gegaan over de leraar als pedagoog, als mens. Het is niet gegaan over de tienduizenden jongeren die permanent uit het onderwijs zijn gevallen. Het is niet gegaan over de bijlesindustrie, over de opwaartse druk vanuit de samenleving om te streven naar het hoogst mogelijke diploma. En het is nauwelijks gegaan over het meest urgente probleem: het enorme lerarentekort. De staat van het onderwijs laat een complexe problematiek zien, zoals Henk Hagoort terecht opmerkte. Dat is geen problematiek die je zomaar even oplost.
Wat dat betreft kwam de echte misleiding uiteindelijk van de naam van de actiegroep en van het programma. Red het onderwijs. Wat zou dat kunnen betekenen? ‘Redden’ is helemaal geen werkwoord dat van toepassing is op zo’n omvattend en fundamenteel maatschappelijk arrangement als het onderwijs. ‘Redden’ is een werkwoord dat past bij drastische, eenmalige interventies in potentieel levensbedreigende situaties. Een kind in een brandend huis. Een verkeersongeluk. Een ontstoken blindedarm. Als we het over onderwijs hebben, valt er helemaal niets te redden. Er is geen drastische, eenmalige interventie die ervoor zou kunnen zorgen dat we daarna weer gewoon goed onderwijs hebben. Dat alles daarna koek en ei is.
Misschien was dat waarom die mevrouw na een minuut of twintig boos roepend de zaal verliet. “Ja, zo gaan we het onderwijs natuurlijk nóóit redden!” Ze had ongetwijfeld gelijk.
Voor mij is dat de les van deze avond. We moeten beter over onze verwachtingen nadenken. Er moet – en kán – heel veel aan het onderwijs veranderd en verbeterd worden. Maar het onderwijs is niet te redden. Dat werkwoord stamt uit de moderne droom van de maakbare samenleving, van het maakbare leven, van de hemel op aarde die gewoon hier op aarde gerealiseerd kan worden als we ons maar laten informeren en laten leiden door de wetenschap.
Tja, over naïeve en onrealistische dromen gesproken.
Wat was ik blij dat je er was. Je was de benodigde zuurstof op deze avond. Zonder jou was ik denk ik intern gestorven. Er is niemand die tegen goede instructie is, er is alleen meer dan instructie alleen. Er zijn fundamentele mensenrechten, omdat een aantal zaken zooo belangrijk zijn om mens te kunnen zijn. Het recht op onderwijs en ontwikkeling is een mensenrecht. In art. 29 van het Kinderrechtenverdrag staat helder wat de doelstellingen van het onderwijs zijn. De doelstellingen gaan verder, veel verder, dan taal en rekenen. Dat is geen romantische voorstelling van wat nodig is, zoals wordt gesuggereerd, dat is essentieel voor menselijkheid en medemenselijkheid. Essentieel voor een samenleving.
Taal en rekenen zijn van belang, en duidelijke instructies kunnen zeer waardevol zijn, maar het ontwikkelen van autonomie, relaties met en tot elkaar, je kunnen verhouden tot de wereld waarop je leeft, vraagt om meer dan taal en rekenen alleen. Ik schrok van Red Het Onderwijs als het gaat om het nauwe en beperkte beeld op onderwijs en de ook zeer beperkte kijk op het belang van ontwikkeling van de autonomie van jonge mensen. Ik hoop dat ik dat verkeerd heb begrepen en ze normaliter toch breder kijken. Voor nu denk ik met Red Het Onderwijs zijn we pas echt reddeloos verloren.
Dank dat jij gisteren een baken van licht was. Hard nodig.
Dank voor je reactie en voor je complimenten, Lecina. Ik ben het met je eens dat een lobbygroep die zich vooral bedient van gele en rode kaarten geen gewenste bijdrage levert aan een goed pedagogisch klimaat. En zo’n klimaat heeft het onderwijs zonder twijfel nodig, zeker ook voor hen die menen dat het in het onderwijs vooral om ‘aanleren’ gaat.
Ik ben tweedejaarsstudent aan de pabo. In mijn studie stuitte ik op het boekje “Op schouders van reuzen”. Dat vond ik een opvallende titel, omdat hij zo persoonsverheerlijkend is. Het boekje bevat een aantal artikelen, maar de titel verheerlijkt nadrukkelijk de auteurs. Het werd nog vreemder toen ik zag dat het boekje door meerdere auteurs was geschreven/geredigeerd, maar er van slechts één een foto op de achterkant stond. Dat was ene meneer Kirschner, waar ik tot dat moment nog nooit van had gehoord. Maar bij het lezen merkte ik tot mijn stijgende verbazing dat de meeste artikelen… van hem waren. Wacht even, hoor… een boekje “Op schouders van reuzen noemen” en dan jezelf naar voren schuiven als de Opperreus? Dat riekt naar narcisme. Tot ik het laatste hoofdstuk las en ik besefte dat ik er echt helemaal naast zat. Het laatste hoofdstuk had namelijk als titel: De Tien Geboden van het Onderwijs. En ik realiseerde me: Prof. Kirschner vindt zichzelf helemaal niet de Opperreus. Hij vindt zichzelf de God van het Onderwijs.
Kirschner is medeauteur van 2 van de 24 artikelen die hij in het boek bespreekt. De auteurs zoals Sweller, Geary en Zimmerman zijn de reuzen uit de titel. Voor je iemand een narcist noemt, is het wellicht verstandig om eerst het boek (goed) te lezen en je in de auteur te verdiepen. Kirschner heeft veel onderzoek gedaan en weet behoorlijk wat over onderwijs en onderwijspsychologie. Waarschijnlijk meer dan een tweedejaars pabostudent.
Ok, boomer.
Volwassen antwoord.
Ja, net als jouw humorloze “Ik ga niet in op het leeuwendeel van je argumenten, want ik vind je een snotjoch.”
Hier is sprake van een misverstand. De kernartikelen (peer reviewed, gepubliceerd door veel geciteerde wetenschappers) zijn geselecteerd door Paul Kirschner, vertaald en toegankelijk gemaakt door Luce Claessen en Steven Raaymakers en geredigeerd door Bea Ros. Allemaal in het colofon te vinden.
Dag Monique, misverstand? Hmm. Kirschner heeft niet alleen zichzelf de meeste artikelen in dit boekje toebedeeld (want dat is gewoon echt zo, al probeert Ivo dat met een slim gevonden formulering wat te verdoezelen, ga maar tellen). Maar hij somt na elk hoofdstukje een lijstje met “verder lezen” op. Als je bijvoorbeeld meer wil lezen over de Tien Hoofdzonden van het Onderwijs kun je kiezen uit een artikel van Kirschner, een blog van Kirschner, nog een artikel van Kirschner en nog een blog van Kirschner. Dat zijn je enige vier opties. In die “verder lezen” lijstjes verwijst hij – hou je vast- naar 29 (!) artikelen/blogs van hemzelf. Dat is echt heeeeeeeeeel veel meer dan alle andere auteurs.
Waar het mij om gaat: als je dan na het schrijven van zo’n boekje achter je bureau zit en denkt: “Hoe zal ik dit boekje eens noemen?” en vervolgens besluit tot “Op schouders van reuzen” dan gaan bij mij een paar alarmbellen af. Want dan richt je het wel degelijk bewust op je de persoon en niet op de inhoud.
Ik heb de afgelopen twee decennia met vele CEO’s, bestuurders en wetenschappers om tafel gezeten en deze stijl van communiceren herken ik. Die duidt op een groot, dominant ego. Dat is onder hoogleraren op zich niet ongebruikelijk, maar het wordt wél zorgwekkend als iemand met zo’n persoonlijkheid zich gaat bemoeien met hoe we zouden moeten omgaan met kinderen. Dat blijkt voor mij ook zonneklaar uit de schijntegenstelling die Kirschner telkenmale poneert tussen “romantici” en “mensen die zich op wetenschap baseren”.
Het wegzetten van collega-wetenschappers als “romantici” is een bijzonder destructieve manier van communiceren. De ander zo oneigenlijk en oneerlijk wegzetten is typisch gedrag van iemand bij wie het ego en zijn gelijk halen voorop staat. Daarom vind ik het van belang dit punt open op tafel te leggen. Want dit gaat niet over een theoretische, wetenschappelijke kwestie, een of andere wiskundige formule of zo. Dan zou ik zeggen: joh, gooi je ego er lekker in, maakt mij wat uit. Maar dit gaat over onze kinderen. Het mooiste en liefste dat wij hebben.
We weten uit de psychologie dat kinderen pas kunnen leren als ze zich veilig voelen. En dat ze zich goed ontwikkelen in een liefdevolle omgeving, waarin ze zich competent voelen. Iemand die zelf een discussie niet veilig kan houden en die zijn status gebruikt om anderen als dom weg te zetten zou zich daarom naar mijn mening zeer bescheiden moeten opstellen in een debat over hoe we met onze kinderen om moeten gaan.
Ik begrijp je zorgen, Maarten.
Ik ben zelf niet zo van het op de man spelen (al begrijp ik het sentiment goed), en ik probeer zelfs te voorkomen dat ik mijn gesprekspartners verwijt dat ze minder op mijn woorden reageren dan op mij. Ik wordt geregeld weggezet als een herhaling van het romantische denken van Rousseau en ik probeer dan duidelijk te maken dat dat een kwestie van slordig lezen is en van vast blijven zitten in een oude, ingesleten groef.
Een veilig leerklimaat versterk je niet met het uitdelen van gele en rode kaarten. Zelfs niet als je die vooral uitdeelt aan zogenaamd slecht opgeleide leerkrachten, onwetende schoolleiders en egocentrische schoolbestuurders.
Dank voor je reactie.
Een hele scherpe reactie, Maarten. Wat mij betreft een tikkeltje te veel op de man gespeeld. Wel heb ik zelf ooit ook in reactie op de titel van dit boekje gereageerd met de opmerking: “als je op de schouders van reuzen staat, kun je diep vallen.”
Mijn excuses, Jan. Ik heb dit inderdaad wat te veel op de man gespeeld.
Beste meneer Bransen,
Bedankt voor uw bijdrage gisteravond. En ook voor deze column. Ik vond het veelal een zinnig en beschaafd verhaal.
Maar toch even over die zaag. Die zaag is soms nuttig, als je bijvoorbeeld een schuurtje wil bouwen van losse boomstammen. En u impliceert: vaak ook niet. Maar dat is niet het geval voor directe instructie. Die zou moeten worden toegepast bij elke leerling. De ene leerling is namelijk niet een Ikea-pakket en de volgende een stel losse boomstammen. Kinderen lijken meer op elkaar dan ze van elkaar verschillen.
Daarnaast heb ik het idee dat u, en toch velen met u in onderwijsbeleidland, eigenlijk niet zo goed weet wat directe instructie inhoudt. Dat de leraar daar bijvoorbeeld heel veel vragen stelt, keuzes maakt wanneer hij/zij verder gaat of even vertraagt. Dat er ook een flinke fase van zelfstandig werken in zit.
Met alle respect voor uw expertise, maar er zijn wel degelijk veel mensen in het onderwijs ‘tegen’ de zaag omdat ze het romantische idee hebben dat alle kinderen uniek zijn. Dit terwijl we het aan onze kinderen verplicht zijn het beste gereedschap wat we hebben toe te passen – de zaag.
Met hartelijke groet,
Erik Ex
Hallo Erik,
Ik denk dat hij bedoelde dat het ligt aan de situatie of je wel of niet directe instructie model wilt gebruiken.
Bij het aanleren van letters, grammatica, de tafels, ja dan is het zinvol!
Bij het aanleren van een dans, verwoorden van je mening, samen spelen van een spel, enZ, dan is het niet zinvol.
Dus wel bij expliciete leerprocessen en niet bij impliciete ontwikkelingsprojecten. En dan uiteraard bij alle kinderen hetzelfde:).
Maar we zouden het hem zelf moeten navragen.
Beste Saskia,
Dank. Lijkt me dat hij het inderdaad eerder zo bedoelde. Overigens denk ik dat bij de voorbeelden die je noemt (zeker een dans) directe instructie een heel zinnig instrument is (ik doe het voor, wij doen het samen, jullie doen het samen, jullie doen het alleen). Maar het is zeker waar dat niet alles van waarde via directe instructie het beste kan worden overgedragen.
Hartelijke groet,
Erik
Dank voor je reactie op de reactie van Erik Ex. Zie mijn vervolgblog voor mijn kijk op deze kwestie.
Dank voor je reactie, Erik. Je hebt mij daarmee gemotiveerd tot het schrijven van een vervolgblog
Mooie reflectie op wat er gebeurde op deze avond Jan! Een bizarre avond.
Eigenlijk weet je wel hoe de deelnemers in de wedstrijd zitten, maat steeds hoop je toch op meer samenspel en toenadering.
Fijn dat jij er was!
Dank je, Mini.
De avond was niet bedoeld als een burgerberaad over het onderwijs, Jan. Al wekte de moderator van dienst soms wel die indruk – zij had het er moeilijk mee en deed ontzettend haar best.
Dat het een avond met vooral veel herhaling van zetten zou worden, dat zal toch niemand echt verbaasd hebben. Het was een levendig gesprek, dat me geen seconde heeft verveeld. Mooi om te zien was ook het gesprek (via de moderator) tussen Ton van Haperen (bombarderen en opnieuw beginnen) en Henk Hagoort (vo-Raad; laten we met zijn allen de schouders eronder zetten). Fijn om mijn mede-polariseerders weer te ontmoeten. Bedenk, Jan, dat disputeren op polariserende standpunten in de late middeleeuwen de methode-bij-uitstek was om tot kennis(vermeerdering) te komen. (een flauwe afspiegeling daarvan kennen we in de academische promotie).
Ik ben het met je eens, Ben, dat het een avond was voor een stevig debat. Ik hou daar ook wel van omdat ik dan op het podium mijn rol speel en het publiek de kans geef er als lachende derde met nieuwe inzichten vandoor te gaan. Maar dan moet er wel kwalitatief goed gedebatteerd worden en moeten valse tegenstellingen eerst in gezamenlijkheid uit de weg worden geruimd.
De Middeleeuwse scholastici begrepen dit uitstekend en voerden dan ook uitstekende debatten.
Maar op deze avond had ik te maken met tegenstanders die weigerden intellectueel geavanceerd te debatteren. Ze hielden het bij valse tegenstellingen en goedkope en misleidende retoriek.
Dat verbaasde mij niet, maar het was wel jammer voor het gesprek. Want nu is niemand hieriets mee opgeschoten.
Super Jan, wat een geluk dat je erbij was!
als we daar onze dekselse onderwijskunstenaar niet hebben! Malle Sjef.
Goed stuk. Lesgeven is te complex om in een keurslijf te gieten.
Wat een mooie column Jan. Wanneer je het hele onderwijs ‘plat slaat’ tot de vraag of je voor of tegen directe instructie bent doe je tekort aan de complexiteit, pracht en veelzijdigheid van het onderwijs. Dat er veel te verbeteren valt is duidelijk, maar laten we daar dan scherpe debatten over voeren zonder de valse tegenstellingen en de eenzijdige blik op de problemen die er zijn.
Dank voor het compliment
Springen we onbewust niet (vrijwel) allemaal gemakkelijk in een soort reddersrol?
We hoeven onszelf er niet eens in te herkennen om er toch aan te ‘doen’. Noem het van mijn part ‘op de bres springen’, ‘strijden’ of ‘opkomen’, voor zeker gedachtegoed, voor iets wat ons lief is en tegen iets wat ons kwelt, boos maakt, uitdaagt.
Immers, polarisering schreeuwt om reactie. Wie is voor, wie tegen en wie speelt voor Zwitserland?
On topic vraag ik me af of debatteren met een actiegroep niet feitelijk hetzelfde doen is. Is het echt anders?
Over woorden valt te twisten, over details ook. Maar hoe sla ik de brug? Hoe focus jij op de overeenkomsten? Hoe gaan zij echt redden? En wij echt niet?
Kortom,
Onderwijs behoeft grote verbeteringen en snel. Gered hoeft en kan onderwijs echter niet (te) worden.
Dank voor je reactie, Timo.
Ik vind het uitstekend om ‘op de bres te springen’, om op te komen voor waar je voor staat. Maar ik heb argwaan voor een sprookjes-aanpak van problemen, een aanpak waarbij mensen impliciet het schema hanteren dat na de ingreep gezegd kan worden “En ze leefden nog lang en gelukkig.” Zie mijn blog “Omarm het geploeter“.
Ik was verhinderd en ben daar achteraf wel blij om. Deze polarisatie stemt me treurig. Het heeft weinig te maken met wetenschappelijk verschil van inzicht, dat is immers altijd een boeiend en integer onderwerp van gesprek. Maar dit is niets meer dan stemmingmakerij, we schieten er in het onderwijs niets mee op. Fijn dat jij de boel steeds weer uit de modder omhoog haalt, Jan.
Dank voor het compliment, Renske.
Hoewel de avond treurigmakend was, krijg ik een heleboel energie van de vele positieve reacties die ik krijg.
RED had de avond in samenwerking met het bijlesbureau van Sezgin Cihangir ingekocht. Ik hoop stiekem eigenlijk een beetje dat ze hun actie toch ook ervaren hebben als een boemerang die terugslaat.
Mooie column Jan! Het was al duidelijk aan de opzet van het programma (hoezo een inleiding/betoog door een organiserend lid over het redden van het onderwijs en niet een ander betoog over het belang van pedagogiek in het onderwijs bijvoorbeeld) dat het een reclampraatje achtige avond zou gaan worden. Ik hoop dat je toch een interessante avond hebt gehad!
Dank je, Harold.
De avond was zeker interessant, vooral achteraf, terugkijkend.
Hoewel ik anders had gehoopt, blijf ik toch telkens weer met verbazing constateren hoe slecht de leden van het RED-team luisteren.