De Filosofische Kring in Rozendaal organiseert al jaren bijeenkomsten over filosofische thema’s in de kerk van Rozendaal. Dit jaar is het thema de relatie van de mens tot de natuur. Het leek mij wel aardig om het in dat verband te hebben over de natuur van de mens.
In al ons gefilosofeer over de manier waarop de mens zich tot de natuur verhoudt, is er één cruciale verhouding die we doorgaans stilzwijgend en vanzelfsprekend over het hoofd lijken te zien: onze verhouding tot onszelf. Dat is begrijpelijk, maar ook bevreemdend. Want juist in onze verhouding tot ons eigen leven treffen we de menselijke natuur aan. Dat brengt een heleboel vragen met zich mee. Hoe is het mogelijk dat de natuur ons voort gebracht heeft, een diersoort waarin de natuur zich als het ware tot zijn eigen natuur gaat verhouden? Wat betekent het om een lichaam te hebben en het tegelijkertijd te zijn ?
Kunnen wij onszelf bestuderen zoals we de rest van de natuur bestuderen? En kunnen wij voor onszelf zorgen zoals we voor de rest van de natuur zorgen? En wat zouden we eigenlijk kunnen bedoelen met “de rest” van de natuur? In deze voordracht wordt verkend hoe de moderne natuurwetenschap ons helpt, maar ook hindert, in het begrijpen van onze eigen natuur.