De docenten van de Internationale School voor Wijsbegeerte (ISVW) hebben op 22 februari 2017 hun jaarlijkse etentje. Omdat de ISVW ook de uitgever is van mijn laatste boekje – Waar filosofen van houden – en omdat het onderwerp van dat boekje wel interessant moet zijn voor al deze filosofiedocenten, leek het de ISVW een goed idee om mij tijdens dat diner een voordracht te laten houden over dat waar wij van houden (naast goed, lekker en gezellig samen eten).
Dat kan nog best spannend worden, omdat ik het in dat boekje eigenlijk niet zozeer op een descriptieve manier heb over waar de filosofen die ik ken zoal van houden, maar omdat ik het veel dwingender (en dus in feite ook wel onaardiger) op een prescriptieve manier heb over waar filosofen van zouden moeten houden.
Daarbij spaar ik de academische filosofen niet. En ik spaar ook de publieksfilosofen niet. Misschien moet ik mijn toetje alleen eten. In de kelder. Voor straf.
Ik hoop het niet. Ik verwacht het ook niet. Want filosofen houden van discussiëren, van het maken van onderscheidingen, en van het stellen van relevante vragen. Dus de kans is groter dat het hoofdgerecht van ons allemaal koud wordt, dan dat ik geen toetje meer krijg.