Tussen alle voordrachten die ik tegenwoordig over mijn onderwijsvisie houd, zitten deze week twee behoorlijk afwijkende onderwerpen die mij na aan het hart liggen, en waarover ik graag nadenk, onderwijs verzorg, en soms, zoals deze week, ook een voordracht houd.
Op 21 juni mag ik in de Pompekliniek in Nijmegen een gezelschap toespreken dat zich bezighoudt met het ontwikkelen en gebruiken van virtual reality in de behandeling van tbs’ers. Ik zal het over het dramaturgisch model van handelen hebben en over het gespreide regisseursschap dat daarbij hoort in alledaagse scenario’s. Met elkaar dragen wij doorgaans een gedeelde verantwoordelijkheid voor de dominante interpretatie van wat er gebeurt, gebeuren kan en gebeuren moet in de concrete situaties waarin wij verkeren. Dat vraagt om een sociaal-emotionele vaardigheid die lang niet iedereen in voldoende mate heeft, maar waar we ons allemaal levenslang in kunnen blijven bekwamen door te oefenen. Dat oefenen doen ze in de Pompekliniek soms ook in virtuele scenario’s. Dat brengt echter weer een heel eigen niveau van verantwoordelijkheid met zich mee voor programmeurs en behandelaars, een verantwoordelijkheid voor de keuze-architectuur die in scripts ingebouwd wordt die typisch een offline karakter heeft.