[Column uitgesproken in het Filosofisch Café Nijmegen over de vluchtelingencrisis vanuit humanistisch perspectief]
Ja, wij zitten in het zelfde schuitje, met zijn allen, maar zo’n schuitje is een metafoor en als je niet goed oplet dan zeg je daarmee iets heel anders dan je bedoelt. Oppassen geblazen, dus, met zo’n metafoor. Want voor je het weet denk je dat ons schuitje alleen maar tijdelijk op zee is, omdat het in feite een thuishaven heeft, en alleen maar een transportmiddel is om iets van de ene haven naar de andere te verplaatsen.
Die schuitjes kennen we. En als varende natie hebben we daar veel ervaring mee. Nog niet zo lang geleden betoogde minister-president Balkenende dat we in onze samenleving een probleem hebben met onze mentaliteit. Die is nogal slapjes. We moeten ons volgens hem weer proberen te herinneren dat wij allemaal afstammelingen zijn van de roemruchte Republiek der Verenigde Nederlanden, die dappere doorzetters die met een VOC-schip over de wereldzeeën hebben gevaren. Dat was me nog eens een schuit.
Een boot met karakter! Maar ook een boot die ik tegenwoordig vooral associeer met ons verborgen oorlogsverleden, met Nederlands-Indië dat van ons was, dat we leegplunderden en waar we ons paternalistisch en kleinerend gedroegen, met een oprecht, maar ook naïef, misleidend en misplaatst Eurocentrisch meerderwaardigheidsgevoel.
En als ik eenmaal over de boten uit ons koloniale verleden begin, dan denk ik ook al gauw aan de slavenboten waarmee we via Afrika naar Suriname voeren om filnke winsten op te strijken met de verkoop van ‘negers’. Op de terugweg stopten we onze boot vol met grondstoffen en mineralen als bauxiet.
Het wordt er al met al niet duidelijker op wat we bedoelen als we zeggen dat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten. Want we hebben toch wel op heel verschillende posities gezeten: het maakt nogal uit of je als Afrikaanse slaaf op een boot zit of als beschaving brengende Europeaan.
Dat ons schuitje van hier naar daar vaart, of van daar naar hier, is een volgend punt van zorg. Want zo beschouwd zitten we alleen maar tijdelijk allemaal in hetzelfde schuitje, alleen om van hier naar daar te komen, of andersom. De metafoor doet me dan vooral aan Fort Europa denken, aan wij hier die het goed hebben en die dat vooral zo willen houden, en aan de strenge eisen die we kunnen stellen aan de vluchtelingen die van daar naar hier willen komen. Dat we onze rijkdom hier te danken hebben aan de armoede daar en ons gerechtvaardigd voelen die zuiver geografische grenzen te beschouwen als morele grenzen die we in tact willen, mogen en moeten houden, geeft ons schuitje weer een heel andere betekenis.
Dat wordt nog eens versterkt door het Plan Samson, door de bevoegdheid die we menen te hebben – omdat wij aan deze kant van het water geboren zijn – om degenen die aan de andere kant geboren zijn daar ook te laten, tenzij ze voldoen aan eisen die wij opstellen. Zo zitten we dus helemaal niet in hetzelfde schuitje, omdat we menen dat wij niet eens in een schuitje zitten. Wij zitten in Fort Europa. Wij zitten hier goed, hoog en droog, en de schuitjes zijn er alleen voor de anderen, voor hen die zich de kolder in het hoofd gehaald hebben en zijn gaan menen dat zij een goede reden hebben om bij ons te willen komen wonen. Nou, dat maken wij zelf wel uit. Laat die reden maar horen, en als die ons niet bevalt dan zetten we je gewoon weer op een boot, een veerboot, die je netjes terugbrengt naar Turkije.
Het heeft al met al niet zo veel te maken met wat in feite wel een sterke metafoor is: dat wij allemaal in hetzelfde schuitje zitten. Dat ons lot identiek is, waar we ook geboren zijn, hoe getalenteerd we ook zijn, welke papieren we ook bezitten. Ons lot is identiek, omdat we mensen zijn, allemaal. En dat ziet er als een avontuur uit, als een experiment, zonder een beloofd land in het verschiet, omdat wij nu eenmaal allemaal op reis zijn, allemaal migranten zijn, en ons allemaal wel eens afvragen: Waarheen leidt de weg? Als je goed kijkt zie je dat er niet eens een weg is. Er staat wel iemand op de voorplecht die vol vertrouwen uitstraalt dat hij wel weet in welke richting we zullen moeten varen. Het zou een humanist kunnen zijn, een Boris van der Ham.
En hoe het ook uitpakt, dit experiment van de humaniteit, van de medemenselijkheid, van het op elkaar aangewezen zijn in een kleine boot, een speelbal van veel grotere en onbekendere en niet te manipuleren krachten — hoe het ook uitpakt: de optimist, die trouwe reisgenoot van de humanist, wijst ons op de les die we kunnen leren van nog weer een andere boot uit onze vaderlandse geschiedenis. Op dit naamloze schip vertrok Willem Barentsz naar Indië, via de Noordkaap. Dat was me nog eens een pionier, een mooi voorbeeld voor ons, humanisten. Met zijn schip strandde hij op Nova Zembla, waar hij met zijn bemanning de winter overleefde, niet op een schuitje, maar in een huis.
Het Behouden Huys.
Zo’n huis wens ik ons allen toe. Maar besef wel dat het helemaal niet op Fort Europa lijkt. Je komt er slechts door bittere beproevingen te doorstaan. En je kunt er niet wonen, alleen de winter overleven, hopend op een nieuwe lente. En in die nieuwe lente zien we elkaar allemaal weer terug. In hetzelfde schuitje.