Iedere natuurlijke taal heeft zo zijn voor- en zijn nadelen. In het Duits hebben ze “Alltagswissen”, de Engelsen hebben “common sense” en wij hebben “gezond verstand”. Het gaat steeds om ongeveer hetzelfde vermogen, al vallen in de ene taal de accenten anders dan in de andere taal. De Duitsers snappen het snelst dat je dankzij je gezonde verstand ongecompliceerd en trefzeker door het dagelijks leven wordt geloodst. Loop maar eens naar de supermarkt en constateer dat je natuurlijk weet hoe de bomen zich onderweg gedragen (die blijven staan), hoe stoeptegels zich gedragen (die blijven liggen) en hoe die mevrouw met die hond zich gedraagt (ze trekt de lijn even strak en groet je vriendelijk). En ga de supermarkt maar eens in en merk hoe ontzettend veel je gewoon weet. Heb je wel eens een halfje wit gepakt? En een blik capucijners, of zo’n groot pak waspoeder? En heb je dat halfje wit toen fijngeknepen, of dat waspoeder niet uit het schap gekregen? Nee, natuurlijk niet. Jouw handen weten hoe je een halfje wit beetpakt en hoeveel kracht je moet zetten om een pak met 2 kilo waspoeder op te tillen. En dat is niet het enige. Je weet ook dat de appels in de buurt van de bananen liggen, de melk in de buurt van de toetjes en de lucifers ergens in een schap waar ze ook schoenveters en boterhamzakjes verstoppen (tenminste, bij ons wel). Verder weet je dat je met je karretje niet tegen mensen moet opbotsen, dat je andere klanten niet afsnijdt om op grote snelheid bij de kassa vooraan in de rij uit te komen en dat je netjes en in de goede volgorde antwoord geeft op al die onnozele vragen die de kassameisjes aan ons moeten stellen. “Nee, ik hoef geen zegeltjes voor een gratis tweede pannenkoek.”
Dat snappen de Engelsen natuurlijk ook en zij hebben eerder dan de Duitsers in de gaten dat common sense niet zozeer een verzameling weetjes is, maar eerder een kenvermogen, een kenvermogen dat wij stilzwijgend met elkaar delen en dat ons in contact brengt met een gemeenschappelijk ervaren wereld. En wij, Nederlanders, weten dan weer eerder dan die Engelsen dat je er niet alleen je zintuigen voor nodig hebt, maar ook je verstand. Bovendien beseffen wij ook vanzelf dat het om een vermogen gaat dat beter en slechter kan functioneren en dat, als het goed functioneert, bijdraagt aan ons welbevinden, dat het heilzaam is en bevordering verdient. Het gaat er niet zomaar om dat je je verstand gebruikt, maar dat je je gezonde verstand gebruikt. De normativiteit klinkt er doorheen. Dat past wel bij ons. Al worden we er ook een beetje zenuwachtig en kriegel van.
Het is dit gezonde verstand dat ik in mijn boek Laat je niets wijsmaken. Over de macht van experts en de kracht van gezond verstand een hart onder de riem steek. Ik laat zien waarom wij het, in het kielzog van al die wetenschappelijk geschoolde deskundigen, onterecht zijn gaan wantrouwen. Ik laat zien dat het in feite niet om één vermogen gaat, maar om een hele groep vermogens die geraffineerd met elkaar samenwerken. Ik laat zien hoeveel ruimte er in ons gezonde verstand is voor onze emoties, voor onze waarden, voor onze vanzelfsprekendheden, en daarmee ook voor onze bevoegdheden en verplichtingen. Bovenal laat ik zien hoe progressief ons gezonde verstand is, hoe kritisch het van nature is, en hoe vanzelfsprekend het van ons een onderzoekende houding vraagt zodra wij niet meer met helder zwart en wit te maken hebben, maar met grijs.
Ons gezonde verstand is onze levensader, het is de alfa en omega van ons menselijke bestaan. Het is het vermogen ons in te voegen in nieuwe scenario’s, het vertrouwde te ontdekken in het nieuwe maar ook omgekeerd het vreemde in het bekende. Kijk maar eens naar het enorme leervermogen van babies, naar hun levenslust en hun grenzeloze vertrouwen. Alles is nieuw voor hen, maar toch, binnen de kortste keren beschikken ze over een onvoorstelbaar rijke grip op hun omgeving. Dankzij hun gezonde verstand. En kijk naar ouderen als Hillary Clinton en Koningin Beatrix. Het is allemaal zó vertrouwd voor ze geworden, maar nu ze de zorgen om hun verschijning voorbij zijn hebben ze ineens weer de veerkracht om het vreemde en het nieuwe te zien in wat ondertussen al te bekend was geworden. Ook dat is een kwestie van gezond verstand.
Toch wordt dit gezonde verstand bedreigd, gewantrouwd, en veronachtzaamd. Het wordt steeds meer de rug toegekeerd door al die mensen die onder de indruk zijn van de enorme expertise waarmee deskundigen ons dagelijks leven tegenwoordig overspoelen. Die expertise beloont ons luie brein. We worden aangemoedigd, dag na dag, om in ieder geval één ding maar niet meer te doen: jezelf een vraag stellen. Niemand hoeft zich immers in een moderne kenniseconomie als de onze nog een vraag te stellen. Vragen stel je namelijk aan een deskundige. Want die heeft het antwoord! Die weet het! Jij hoeft alleen te luisteren, het antwoord tot je te nemen. Zelf denken, ho maar.
Maar als je jezelf geen vragen meer stelt, sus je je gezonde verstand in slaap. En dan kan het je zomaar gebeuren dat je op een kwade dag wakker wordt met al die wetenschappelijke antwoorden, en dat je dan geen flauw idee hebt wat je ermee moet. Omdat je vergeten bent hoe dat ook al weer gaat en waar dat ook al weer goed voor is: jezelf een vraag stellen. En dat terwijl het in feite een doodgewoon vermogen is, gewoon een kwestie van gezond verstand. Let immers maar op. Kijk maar wat je doet als ze in de supermarkt met een verborgen camera in de aanslag staan en de blikken capucijners in het schap hebben vastgelijmd.
Aan wie stel je dan een vraag, bedremmeld en beschroomd? Juist. Aan jezelf. Hoe kon jou dat nu gebeuren?